Zelf zaden vermeerderen lijkt makkelijk. En is in veel gevallen ook makkelijk. Maar enige kennis en inzicht is zeker handig. Nestor Jan Velema gaf dit voorjaar een workshop zaadvermeerdering en het najaar over het schonen van zaad.
Jan Velema is 35 jaar professioneel werkzaam geweest als gewasveredelaar. Had het bedrijf Vitalis biologische zaden opgericht en daarna De Zaderij. Inmiddels doet hij het wat rustiger aan, voor zover dat mogelijk is.
De workshop zaden schonen staat gepland voor zaterdag 22 oktober 2016. Ook in Veenhuizen, bij De Tuinen van Weldadigheid. De kosten voor deelname bedragen € 25. Het aantal deelnemers is gelimiteerd. Meld u hier, door middel van een e-mail aan Jan Velema, aan.
Workshop in een weldadige omgeving
Als er geen zaad meer is, is het weg. Dan zijn de eigenschappen verloren.De workshop vond plaats op 12 maart 2016 in Veenhuizen bij De Tuinen van Weldadigheid. In de eerste sheets wandelt Jan door het hoe en waarom van zelf zaad telen.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld het maken van een fiets (productie), is zaad een kwestie van reproductie.
“Als er geen zaad meer is, is het weg. Dan zijn de eigenschappen verloren. Bij een fiets heb je de bouwtekening nog.” Waarmee meteen het belang van het bewaren van biodiversiteit is aangegeven.
Bij wilde planten is er sprake van evolutie en natuurlijke selectie. Bij gecultiveerde planten heet het domesticatie en door de mens toegepaste selectie en veredeling.
Veredeling is het ontwikkelen van nieuwe rassen met voorbedachte rade.
Vereiste kennis
Om zaad te telen is kennis nodig, kennis van:
– plantenteelt,
– plantkunde (hoe zit de bloem in elkaar?),
– plantenfysiologie (koude, daglengte?),
– erfelijkheidsleer en
– plantenziektekunde (er zijn zaadoverdraagbare ziektes).
En dat leer je in deze cursus – in beperkte mate, want de professionals studeren er vier jaar voor. Het is dus niet iets wat je zo maar even doet, wat in sommige boeken wel wordt gesuggereerd.
Makkelijk zijn zaad- en vruchtgewassen (bonen, granen, tomaten e.d.), eenjarige gewassen (sla, radijs), zelfbevruchters (tarwe, bonen, tomaten) en die vegetatief worden vermeerderd (aardappel, mashua, e.d.)
Moeilijker is het met blad- en wortelgewassen (prei, wortels, sla), tweejarige gewassen (wortels, kolen, wintergranen) en kruisbevruchters (rogge, uien, wortel, courgettes en dus ook spinazie).
All in the family
Kolen behoren tot de kruisbloemigen. Maar denk nu niet dat alle kruisbloemigen het met elkaar willen doen. Nee, wel binnen de families die de kruisbloemigen kent.
Want radijs (raphanus sativus subsp. sativus) en kool kruist niet, maar bloemkool (brassica oleracea convar. botrytis var. botrytis) en spruitkool (brassica oleracea convar. oleracea var. gemmifera) of koolrabi (brassica oleracea convar. acephala alef. var. gongylodes) bij voorbeeld wel. Want die behoren allemaal tot dezelfde brassica-familie. Rode spruitjes heeft men gemaakt uit rode kool en spruitkool. Net als er nu, sinds 2008, rode spitskool is.
Het geheim zit ‘m in de bloem
De volgende stap in de workshop is het analyseren van de bloem. Juist, het gaat over de bloemetjes en de bij, de stampers en de meeldraden. Over zaadknoppen in het vruchtbeginsel. Hoe komt het zaad bij de zaadknop? Heeft u zich ooit gerealiseerd dat bij een tomaat eigenlijk de meeldraden de stamper omsluiten? Bijna gegarandeerde zelfbestuiving. Of dat een zonnebloem in feite een verzameling van heel veel bloemetjes is?
Het is bijzonder boeiend hoe de natuur werkt. We leren van de truc die boekweit heeft toegepast. Het is een eenhuizige plant, de bloem heeft stamper en meeldraden, maar ze wil alleen kruisbestuiving. Hoe ze dat doet? Dat is te mooi om waar te zijn (we verklappen het niet). En appels? Die voorkomen zelfbestuiving doordat op een of andere wijze de stempel van de stamper het eigen stuifmeel niet wil herkennen.
We leren dat bij mais, in principe een zelfbestuiver door de wind, de mannelijke bloemen bovenin zitten. Het stuifmeel valt naar benee op de vrouwelijke bloem. Of die van de buurplant. Maïs 1 x Maïs 2 kan een mooie hybride opleveren, maar dan moet er worden kruisbestuift. Om dat te bewerkstelligen knipt men de mannelijke bloemen van bijv. Maïs 2 af. De kolven van Maïs 2 zijn dan een kruising van eigenschappen.
Drift
En zo gaan we over naar de eigenaardigheden van zelfbevruchtende soorten en kruisbestuivers. Bij zelfbevruchters is selectie minder belangrijk, als het ras tenminste uniform is.
Bij kruisbevruchters is het genetisch variabel. Ze zijn gevoelig voor bastaardisering (bloeiende palmkool met bloeiende koolrabi, wat wordt dat?) en moeten dus worden geïsoleerd. Het vermeerderen met weinig planten is gevaarlijk. Er ontstaat al snel bastaardisering en drift (toevalsverschillen). Op de foto (klik er op voor een vergroting) geeft elke kleur een genetische eigenschap aan. Jan Velema heeft daar een randomizer (toevalsimulator) op losgelaten en, afhankelijk van het aantal planten, wordt al snel met behulp van een animatie duidelijk dat als de ‘spoeling dun’ is, er eigenschappen verloren gaan. De uiterst rechter kolom kent minder kleurschakeringen. Enfin, om het precies uitgelegd te krijgen moet u de cursus die ongetwijfeld in 2017 wordt gegeven, volgen.
Deel 2 – oogst en schonen
In oktober 2016 komt een workshop over het schonen van zaadDe workshop eindigt met tips en trucs voor de instandhouding en vermeerdering, teeltmaatregelen en de selectie. Negatieve massaselectie, positieve massaselectie, stamselectie/lijnselectie. Tenslotte noemt Jan nog de oogst. Het schonen van zaad. Daarvoor komt een workshop in oktober.
In deze workshop zijn hybriden, F1 hybriden, niet echt aan de orde geweest. Die kan men ook niet zelf vermeerderen. Het zaad van een hybride geeft allerlei varianten van de ouders. (De afbeelding hierboven toont F1, F2 en F3.) Desalniettemin is het boeiende materie voor de liefhebber. Zaadbedrijven experimenteren heel veel om tot een optimale kruising van twee rassen tot een hybride te komen. Een hybride is dus veel waard. F1 is de eerste generatie tussen van een kruising van twee raszuivere planten van dezelfde soort. Door op die leest verder te selecteren, misschien wel tot F10 kan een nieuw ras worden ontwikkeld – mits het zaad dus stabiel is. Dat zijn niet geringe klussen.
Hoe het zo kwam
Na die les stonden we weer met beide benen op de grondAanleiding voor onze deelname aan de workshop was een bezoek van Jan Velema aan ons en de urenlange uitleg die we vervolgens kregen over zaadveredeling. Dachten we voorheen, pak ‘m beet, een kennisniveau van 90% te hebben, na die les stonden we weer met beide benen op de grond.
“Van spinazie bewaar ik het zaad van de paar planten die het laatst schieten,” vertelde ik Jan.
“Dan doe jij aan positieve selectie,” luidde zijn antwoord.
Een begrip waar ik niet eerder van had gehoord. Positief is dat de minder goede planten worden genegeerd. En dan vertelt Jan ook over lijnselectie; professionele veredelaars zaaien vele rijen/lijnen van de mooiste planten van hetzelfde ras. Geen plant is identiek en ook de grond is niet over het gehele oppervlak exact hetzelfde qua voedingswaarde en vochtgehalte. Dus door meer rijen te zaaien en alleen het zaad van de beste planten te oogsten, wordt toeval – dat de ene plant die het beter lijkt te doen misschien net op een klont compost stond – uitgeschakeld.
Vervolgens vertelde Jan dat spinazie tweehuizig is. Dus er zijn planten met mannelijke bloemen en planten met vrouwelijke bloemen. Dan is er sprake van kruisbestuiving.
“Zaad van een paar planten is onvoldoende. Je moet minstens met dertig planten telen om degeneratie te voorkomen,” zei Jan. Het is net als met mensen en dieren: inteelt leidt uiteindelijk tot verzwakking en ongewenste afwijkingen.
Wij hebben moestuinbedden van zes meter en zaaien één rij spinazie. Om het goed te doen, moeten we dus de hele rij van zes meter tot bloei laten komen en al het zaad oogsten. Eigenlijk meer.
Maar gelukkig staan er nog voldoende zelfbestuivers in de moestuin.