Sint-Jansui

Oorspronkelijk bericht: 19 juni 2016
Leestijd: 5 minuten

Voor Sint-Jan (24 juni) moet de Sint-Jansui worden gerooid. Het is de vroegste ui die we kennen. Inmiddels is het een zeldzaam Nederlands gewas dat o.a. in Slow Food’s Ark van de Smaak is opgenomen. Het is een bijzonder uitje dat zich alleen vegetatief laat vermeerderen.

Sint-Jansui (Allium x cornutum) werd vroeger, en nu ook nog, vooral rond Utrecht geteeld. Deze peervormige ui is geschikt om in te maken maar minder om mee te bakken of te koken (zoeter, weeïg van smaak). Rauw verwerkt is de Sint-Jansui ideaal. Hij heeft een goede, soms scherpe en naar knoflook neigende smaak. Dat hij voor Sint Jan (24 juni) moet worden geoogst, kan een verklaring zijn voor de naam, maar mogelijk is er ook een verband met het kapittel van Sint Jan, dat naast de Utrechtse Dom een kruidentuin had.

Foto: Rasbak, Commons Wikimedia

Sint-Jansui is in Nederland verdrongen door lente-c.q. bos-ui en sjalotten. Een vergelijkbare ui wordt nog wel in Kroatië (ljutika), Duitsland (Johannislauch), Frankrijk (ciboule vivace of cive de Saint Jacques) India (pran), Tibet, Canada en de Antillen (cive rouge) geteeld.

Naamgeving

Een oude naam is A. cepa var viviparum. We treffen ook Allium fistulosum var. bulbifera en Allium cepa var. proliferum als Latijnse namen voor deze ui aan. Maar dat is,volgens ons, niet correct. Wageningen UR hanteert, net als veel andere wetenschappelijke bronnen Allium x cornutum. Rond 1900 wordt de ui ook genoemd in het Album Vilmorin, daar als perennial welsh onion. (Deze is eerder een bos- cq lente-ui. Dat zegt ook De Candolle [3]. De naam is zeer verwarrend, want het heeft niets met Wales te maken – prei is wel een symbool voor Wales. Wellicht dat Welsh voor ‘vreemd’ staat, net als vroeger in het Nederlands ‘Turks’.)

Vroeger

We schreven hiervoor “[…] werd vroeger, en nu ook nog, vooral rond Utrecht geteeld.” Vroeger is betrekkelijk. Als we in Nederlandstalige archieven zoeken naar Sint Jansui, dan komen we bij begin 20ste eeuw. En dan blijken veel Alliums de naam Sint-Jansui te dragen. Meest inmaakuitjes/zilveruien, die werden gezaaid. Dat, en ook de winterhardheid, past niet bij de eigenschappen van de “echte” Sint-Jansui. Sint-Jansui was ook een andere naam voor sjalot. Voor 1905 is er weinig tot niets over deze ui te vinden. Dus waar komt het Utrechtse uitje, een andere naam voor Sint-Jansui, vandaan? In Nederland heeft men een anekdote aan de ui verbonden, als of Prins Bernhard veertig jaar lang, hoogst persoonlijk Sint-Jansui bij de kweker ging halen. Hij zou het tot kort voor zijn dood (2004) rauw, bij zijn ontbijt hebben gegeten. Wij hebben breed navraag gedaan, maar tot op heden (17 juli 2025) geen deugdelijk bewijs hiervoor gevonden.

Een variant op deze anekdote is dat Bernhard, bekend als liefhebber van een stevige borrel, voordat hij bezoek ontving, het uitje rauw at om zijn drankkegel te verdoezelen. (Nu ben ik in een hotel in Bergen N.H. opgegroeid en kan beamen dat Duitse gasten al voor het ontbijt al een Schnaps namen. “Für den Magen,” zeiden ze dan terwijl ze op hun buik tikten.)

In Duitsland kent men Johannislauch. Die werd voor 1900 bij de plaats Lemgo geteeld en wordt Lemgoer Johannislauch genoemd. Lemgo is een, naar de maten van toen, vrij grote stad die in het midden van het voormalige vorstendom Lippe (1789-1918, einde Eerste Wereldoorlog) ligt. Prins Bernhard, Bernhard zur Lippe-Biesterfeld geheten, behoorde tot het huis Lippe (Biesterfeld is de naam van zijn moeder). Johannislauch wordt in diverse oude Duitstalige tuinboeken genoemd, zoals het Handbuch der Ladwirthschaft uit 1796.

Dus? Zou Bernhard een kweker rond Soestdijk hebben gezegd:”Dit moet jij telen! Haal het uit Lemgo.” Dan zou de ui rond 1935, 1936 uit Lemgo naar omgeving Utrecht zijn gehaald.

Het moet behoorlijk gangbaar geweest zijn, gezien de vele synoniemen in Duitsland: Jakobslauch, Jungzwiebel, Lauchzwiebel, Röhrenlauch, Schlottenzwiebel en meer

Teelt

Broedbolletjes – foto: Rasbak, Commons Wikimedia

Sint-Jansui (Allium x cornutum) kan niet uit zaad worden vermeerderd, omdat ze triploïde (zie hierna) is. Ze hebben wel bloemen. En er ontwikkelen zich daarentegen wel broedbolletjes (klisters) aan de bloem. Dit heet viviparie. Deze kunnen worden geplant. Het duurt dan twee seizoenen eer er een ui van eetbaar formaat is ontstaan.
De gebruikelijke vermeerdering is door bollen, die nieuw, ondergronds worden gevormd. Net als de tenen bij knoflook, maar dit heeft iets meer van ondergrondse sjalotten. De geplante bol maakt namelijk zijscheuten, dat de nieuwe bollen worden.

Potenhalf augustus (als je ze niet hebt, we hebben ze misschien in onze webwinkel!)
 op 15 cm afstand. Tussen de rijen 20 cm. Net onder de grond.
OogstRond 1 juni de uien lossteken, opdat het loof sneller afsterft.
Voor 24 juni oogsten
Om nieuw pootgoed te winnen, een week of twee later (rond 1 juli)

Grote weerstand tegen koude. Ook al vriest het -25o C.
Bemesting: compost

Door ons wisselteeltschema komt daar waar nu vuchtgewassen staan, volgend seizoen de wortelgewassen en ui. In augustus is het dus lastig Sint Jansui te planten, want de courgettes, mais en pompoenen staan er nog enkele maanden. Dus we potten de uien op, ze lopen gewoon uit en we planten ze uit als de courgetteplanten enzvoorts zijn opgeruimd.

Triploïd

De Sint-Jansui is een triploïdie, dat betekent dat elk chromosoom drie keer in de celkern voorkomt.

In de meeste organismen komen chromosomen dubbel (in paren) voor. Als twee organismen worden samengevoegd, worden eerst, voor het samensmelten, de dubbele sets chromosomen “opgeschoond”. Dit heet meiose. Als zaadcel/stuifmeel bij eicel/stamper komt wordt het weer een dubbel setje. Maar de meiose kan mislukken. Dus dan blijft er in de eicel een dubbel chromosoom. En dan komt het zaadcel erbij en dan is het drie.

Bij dieren – dus ook de mens – is dit doorgaans einde, geen nakomeling. Bij planten is de nakomeling steriel.

Er bij Sint Jansui sprake van drie spelers en twee kruisingen. Eerst kruisen twee en de nakomeling kruist met een derde. En het is dus daar ergens in de meisose misgegaan.

Analyse van de moleculaire markers (iso-enzymen, RFLP en RAPD ) maakt het verwarrend om te oordelen waar deze ui precies uit is ontstaan. In elk geval Allium cepa (gewone ui) en A. Roley (hoog uit de Himalaya) en vermoedelijk A. pskemense (zuid Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan) [1]. Andere bronnen zeggen Allium cepa, A. farctum (Pakistan, Afghanistan) en A. rhabotum (?).
Het zijn er in beide gevallen drie, hetgeen dan ook de verklaring voor triploïdie kan zijn.

Bron

[1] Triparental origin of triploid onion, Allium × cornutum (Clementi ex Visiani, 1842), as evidenced by molecular, phylogenetic and cytogenetic analyses, BMC Plant Biology, 2014; [2] Kew, Plants of the World Online, juli 2025; [3] Origine des plantes cultivées, Alphonse De Candolle, 1883; [4] Origin of some minor vegetatively propagated Allium crops studied with RAPD and GISH, Nikolai Friesen & Manfred Klaas, Genetic Resources and Crop Evolutin 45, 15 mei 1998

9 gedachten over “Sint-Jansui”

    • Ik heb eerlijk gezegd nog nooit ui ingemaakt. Dus ik kan je op dit vlak niet helpen. Google wil wel eens helpen (en soms zoek ik met de Engelse tekst, geeft vaak beter resultaat.

      Beantwoorden
  1. Dag Norbert,

    Dank je wel voor deze interessante beschrijving rond de St.Jansui.
    Ik ken het niet, heb knolletjes gekocht en wil er mee aan de slag.
    Waar ik wel aan twijfel is of hetzelfde is als Cives in Frankrijk.
    Ik stond gisteren daarrond in de tuin ook te twijfelen.
    Wat hier in La Manche als cives wordt bestempeld, maakt geen bol aan en cives kan helemaal niet tegen – 25 graden hooguit min vijf….

    Een fijne dag nog een hartelijke groet,

    Anne

    Beantwoorden
  2. Ik ben op zoek naar St-Jansui-bolletjes. Weet iemand een adres waar ik ze kan kopen?
    Mijn moeder maakte ze vroeger, jaren ’60, in als zilveruitjes. Zelf kon ik ze de laatste jaren wel eens kopen op groentrmarkten aan de Belgische kust. Ik zelf gebruik ze dan in sudderpotjes.

    Beantwoorden

Plaats een reactie