Oorspronkelijke versie: 26 december 2007, is op 27 juli 2025 bijgewerkt
Leestijd: 23 minuten
Inhoudsopgave
Helianthus tuberosus
Aardpeer, topinamboer (Nederlands), topinambour, artichaut de Jérusalem, truffe du Canada, soleil vivace (Frans); Topinambur, Erdbirne, Erdartischocke, Erdschocke, Grundbirne, Russische Bodenbirne, Erdsonnenblume, Erdtrüffel, Ewigkeitskartoffel, Knollensonnenblume, Rosskartoffel, Schnapskartoffel, Süßkartoffel und Zuckerkartoffel. (Duits), Jerusalem artichoke, sunchoke (Engels), topinambur, carciofo di gerusalemme, topinabò (Italiaans); pataca (Spaans)

Naam
De ontdekker, de Fransman Samuel de Champlain, noemde het poire de terre (aardpeer). Er was immers al een pomme de terre (aardappel). Een andere Franse naam is topinambour, die ook in het Nederlands wordt gebruikt (topinamboer) Over deze naam gaat het verhaal dat de aardperen abusievelijk vernoemd zijn naar een inheems volk uit het tegenwoordige Brazilië, de Tupinambá, waarvan leden naar Frankrijk waren gehaald. Menig bron spreekt van 1613, maar leden van deze stam waren al in 1550 in Frankrijk. (Zie het feest in Rouen ter ere van de nieuwe koning Henri II.) Dat optreden in Rouen was een dermate succes dat topinambour een modewoord werd voor alles dat maar enigszins exotisch was. En daarmee werden 63 jaar later (!) ook de aardperen belast [20].
Het artichoke in de Engelse naam zou te wijten zijn aan het feit dat De Champlain de smaak ervan beschreef als die van een artisjok. En voor wat betreft Jerusalem is de verbastering van het Italiaanse girasole (zonnebloem) het meest aannemelijke. Het heette in Italië ooit girasole articiocco. Hoewel? Volgens de Oxford Companion to Food (Alan Davidson) zou Jerusalem een verbastering van Terneuzen zijn, waar vandaan de knollen naar Engeland werden verscheept. (Terneuzen is de woonplaats van Petrus Hondius, zie hierna.)
En voor wat betreft de Latijnse naam: Helianthus is van het Griekse helios, dat zon betekent en anthos (bloem). Tuberosus betekent met knollen, dat dus betrekking heeft op de verdikkingen van de wortels.
Plant

Helianthus tuberosus behoort tot de composietenfamilie, waartoe ook sla en haverwortel (en nog veel meer) behoren. Het is een kruidachtige vaste plant, die ’s winters bovengronds afsterft. Ondergronds maakt het diverse uitlopers (stolonen) waaraan zich in de nazomer wortelknollen ontwikkelen, die inuline bevatten en (daardoor) de strengste vorst doorstaat.
Afhankelijk van het ras, worden ze een meter of 3 à 4 hoog en hebben kleine bloemen. De stam en bladeren hebben ietwat stevige haren. Het blad, zeker onderaan, kan pakweg 30 cm groot worden.
De plant bloeit, meest in de nazomer bij hogere temperaturen. De bloemen zijn geel en kennen kleine bloemhoofdjes van circa 5 cm in diameter. De bloemen zijn kort geurend, met een licht vanille-chocolade luchtje. [5 EN]
Het is een echte vergeten groente. Toen de in Nederland woonachtige Fransman Jacques Baron zijn moeder vertelde dat hij met zijn kookclub topinamboer zou eten, reageerde ze met: “Ce n’est pas la guerre, n’est-ce pas?” (Het is toch geen oorlog?)
Maar aardpeer is smaakvol en wordt ook in veel toprestaurants gebruikt. Wij brengen ieder jaar onze overproductie naar restaurants. We voeren de kleine knolletjes aan onze Bonte Bentheimer landvarkens.
Historie
De aardpeer (Helianthus tuberosus) is een knobbelige wortelgroente uit de zonnebloemenfamilie die al lang voor de komst van Europese kolonisten door de inheemse Noord-Amerikaanse volkeren werd gekweekt als voedselplant.
Zonnebloem en aardpeer zijn afkomstig uit noordelijke Verenigde Staten c.q. het zuiden van Canada. Samuel de Champlain ontdekte de aardpeer tijdens zijn tweede reis (1604-1607), de expeditie naar Acadië (thans Nova Scotia geheten), toen hij op 21 juli 1605, op instigatie van zijn collega en mede-ontdekkingsreisleider, Pierre Dugua de Mons, een dorp van de Armouchiquois bezocht. (Dat ligt in het hedendaagse Maine, zeer noordoost in de Verenigde Staten.)
De Champlain schrijft zijn boek over zijn reis, dat 1613 werd gepubliceerd: “Nous vismes des racines qu’ils cultivent, lesquelles ont un gout d’artichaut.” [Vrij vertaald als: We zagen wortels die ze telen en die smaken naar artisjok.] De aardpeer was daar dus in cultuur gebracht. (En er was geen wilde vorm zo noordelijk en oostelijk gevonden.)
In het midden van de zeventiende eeuw was de aardpeer een gewone groente voor de mens en voer voor het vee. Met name de Fransen hadden de topinambour omarmd [13].

Tussen 1607, het jaar van terugkeer en 1613, het jaar waarin De Champlain zijn boek publiceerde, ligt een poos waarin de aardpeer niet geheim bleef. Marc Lescarbot, die in 1606 naar Acadië voer, in 1607 met De Champlain terug naar Frankrijk ging, schreef erover in zijn ‘Histoire de la Nouvelle France’, dat in 1609 verscheen. Het is aannemelijk dat Lescarbot de man is die de aardpeer naar Frankrijk meenam, want hij was in Port Royal, de belangrijkste nederzetting in Acadië, verantwoordelijk voor de tuinen. Hij schreef erover, maar pas in de derde uitgave van het boek (1617), toen de aardpeer inmiddels veelvuldig in Frankrijk werd geteeld, zegt hij dat hij, althans zijn gezelschap, het was die de aardpeer had meegenomen (pagina 931):

“Nous avons apporté quelques unes de ces racines en France, lesquelles ont tellement multiplé, que tous les jardins en sont maintenant garnis [….] Mais ie veus mal à ceux qui les font nommer Topinambaux aux crieurs de Paris. Les Sauvages les appelent Chiquebi […]” Oftewel: de tuinen in en rond Parijs staan er vol mee, het wordt volop gegeten maar Lescarbot vindt het vervelend dat het in de media topinamboer wordt genoemd. Aardpeer werd door zijn wat zoete, subtiele smaak rap geaccepteerd door de hogere maatschappelijke klasse en veel gekweekt.
1617 is de aardpeer in Engeland een nieuwigheid en in Italië nog steeds een bijzonderheid.[9] Volgens [20] werd de aardpeer ook in Italië zeer gewaardeerd en al snel een succes.
De naam chiquebi is onjuist, die werd door de inheemse bevolking gebruikt voor Apios americana (vroeger A. tuberosa), de Amerikaanse grondnoot of Indianenaardappel. (Zulks eerder al aan gegeven door de missionaris Pierre Biard, die ook in Acadië verbleef.) In Algonquian, de taal van de inheemse bevolking, werd aardpeer xa’xakw (zonnewortel) genoemd [13] [21].
Petrus Hondius en Rembert Dodoens
Dodoens (overleden in 1585) en De Lobel (Kruydtboeck in 1581 en Nova stirpium adversaria in 1605), wisten niets van de aardpeer. Maar de zonnebloem was al bekend. Ze noemden het respectievelijk Chrysanthemum Peruvianum en Flos Solis Peruvianus [8]. Doch François van Ravelingen, die het Cruydt-Boeck van Dodoens bewerkte en opnieuw uitgaf (1618), beschrijft de aardpeer in de sectie ‘Indiaensche ende ander Vreemde cruyden’.

De plant wordt als een Groote Sonnebloeme omschreven en ondergronds groeien “cnobbelen van allerley maecksel, te weten som ront, som eywijs, som plat, som lanckworpich als Peeren […]” En dat het er vooral veel zijn “met sulcken menichte dat den seer geleerden Petrus Hondius, die dit cruyt eerst ten vollen beschreven heeft, daer soo grote vermenichvuldinge in gevondt heeft, dat het te bewonderen is.” Er staat een teeltervaring van Hondius uit 1613 in het Cruydt-Boeck. We lezen voorts, dat het “hier te lande eerst ghebracht uit Fransch Indien/datmen Canada heet.” De aardpeer zou daar wel maar hier niet bloeien. Er volgt een zwik Latijnse namen, o.a.: Chrysanthemum Canadense, Batatas Canadense, Flos Solis Canadensis en Herba solis tuberosa radice. In onze taal Articiok-appelen van Ter Neusen, of Knoesten, schrijft Van Ravelingen. Er wordt een aantal bereidingswijzen vermeld en “De bladeren machmen in’t Moes doen.” Er staat niets over winderigheid.
1613. Daaruit blijkt dat Hondius (vermoedelijk) de eerste was die de aardpeer volledig beschreef. In elk geval in zijn contact met Van Ravelingen. Het wordt nog fraaier: Peter Lauremberg wekt in zijn ‘Apparatus Plantarum primus’ (1632) dat de aardpeer al in 1602 Nederland bereikte. Maar hij drukt zich vaag uit, het komt uit herinnering. [9]
Hondius schrijft in zijn De Moufe-schans (1621):
Artichocken onder d’eerde Vontmen eerst in mijnen Hof;
Dies sy dies te meer in weerde Hout, en queeckt wel groot en grof:
Die om hooch verheven staen,
En recht naer den Hemel gaen,
Met haer Sonne-bloeme blaren,
Om de stele te bewaren,
En haer cleyne geele bloemen,
In de cruyne boven aen;
En daer meest men mach van roemen,
Haere vrucht om leegh gestaen:
Die van eenen cleynen bol,
Brengt een heele mande vol
Knoesten, vremt voor ons gesichte:
Dickwils van soo groot gewichte,
Dat drie planten, voor warachtich
Geven binnen t’enckel jaer,
Maer een min dan effen tachtich
Pont gewichts, elck even swaer:
Die my vijf ses maenden lanck,
In den winter, grooten danck
Aen mijn tafel en met eenen
Van ons knechten oock verleenen.
Dus en derft u niet ontsetten,
Als soo groot een pleck gemeen
In mijn Hof licht, om te setten
Dese knoesten maer alleen:
Dese knoesten die te saem
Van ons dragen haeren naem,
Die wy heeten om haer weerde,
Artichocken onder d’eerde:
Herkomstgebied

Het oorsprongsgebied werd pas in 1883 vastgesteld. Tot die tijd werd er heel wat gegist: geïntroduceerd uit Brazilië, of Peru, of Canada? Een poos werd aangenomen dat Helianthus doronicoides de wilde voorouder was. Na veel gedimdam is de conclusie, met wetenschappelijke consensus: van Opper-Canada (dat aansluit aan Maine) tot Saskatchewan, tot Arkansas en midden Georgia. Feit is dat de aardpeer al heel lang door First Nations en andere inheemse volken is gebruikt en verspreid. De Native American Ethnobotany Database noemt al 14 van hen.
Volgens [20] zouden de Omaha en Sioux de aardperen niet bijzonder mogen, mede vanwege de winderigheid. Maar andere volkeren vonden dat geen bezwaar en brachten het in cultuur. (De Sioux leefden links bovenin het gebied van herkomst, Omaha er min of meer net links buiten.)
Over het algemeen werd en wordt naar Canada verwezen, maar dat is dus maar een deel van het gebied [9]. De Candolle [11] merkt op dat Canada toentertijd een globaal gebied was dat nu delen van de Verenigde Staten omvat. Feit is wel dat Linnaeus, die in Nederland de Hortus Cliffortianus schreef, de plant Helianthus radice tuberosa noemde en expliciet Canada als land van herkomst vermeldde. In zijn Systema naturae (1735) noemt hij het H. tuberosus, maar met, abusievelijk, Brazilië als land van herkomst.
John Gerard
In Engeland was het John Goodyer die in 1621 als eerste de aardpeer (uit Frankrijk) in ontvangst nam [9]. Althans dat zegt hij.
In zijn The Herball (1622, 1636) wijst Gerard erop dat Jerusalem artichoke alleen voor wat betreft de smaak verwantschap vertoont met de artisjok. En “[…] neither came it form Jerusalem, or out of Asia, but out of America; whence Fabius Columna, one of the first setters of it sorth [..]” het Flos Solis Farnesianus noemde, naar het Peruaanse knolgewas Flos Solis en kardinaal Edoardo Farnesius. [Vrij vertaald: Colonna was de eerste die het gewas vermeldde, en wel in 1616 in de tweede druk van ‘Ecphmsis minus cognitarum stirpium’. Hij had het in de tuin van de kardinaal gezien.] [8][9] Het moge duidelijk zijn Gerard de fout in gaat: de aardpeer werd veel eerder door de Fransen in cultuur geteeld. En vermoedelijk was Petrus Hondius degene die dit knolgewas voor het eerst beschreef.
Gerard zegt dat hij in 1617 twee knollen gekregen van ene meneer Franquevill uit London en weet niet waar de plant vandaan komt. Hij vermeldt enige bereidingswijzen plus wat Goodyer schreef:

[Franquevill klinkt Frans, vermoedelijk John de Franqueville, een koopman die uit Frankrijk naar Engeland was gekomen en tussen 1590 en 1610 een tuin met bijzondere planten had aangelegd. John was bevriend was met diverse botanici. MergenMetz]
Abraham Munting

In zijn Naauwkeurige Beschryving der Aardgewassen (1696) beschrijft Abraham Munting de ‘articioken onder de aarde’ (Helianthum Indicum Tuberosum, Flos Solis Tuberosus en Helenium Tuberosom). Hij schrijft dat ze alleen bloeien bij “zeer heete, drooge Zomers” en dat waren in zijn “Hof binnen Groeningen” de jaren 1652, 1665 en 1666. Waarvan akte. Hij geeft aan dat het een zeer gezonde plant is die goed voedsel geeft. Aardperen zijn “een zeer delicate kost: wel wat windig van aard, doch geeven goed voedzel : zijn licht om te verteren; aangenaam voor de Maag. Verquikken het gemoed : doen makkelijk water lossen : verzoorzaken een zachte stoelgang [enzovoorts]”
In Jan van der Groen’s Den Nederlandtsen Hovenier (1670) komt de aardpeer niet voor. En ook in Byzondere Aenmerkingen (1737) van Pieter de La Court van der Voort ontbreekt deze wortelknol.
De Lage Landen
Het lijkt erop dat de aardpeer wel in Nederland en België is geteeld en gegeten, maar niet zo grootschalig omarmd als in Frankrijk (en Italië). Als er al sprake is van teelt op grote schaal, dan is of was het in Zeeland [23]. Ze is daar ook verwilderd en had een plaats gekregen in Heukels, Geïllustreerde schoolflora voor Nederland (1909). Sindsdien heeft hij zich goed verspreid over Nederland en België.
Johann Hermann Knoop noemt in zijn Beschryving van de Moes- en Keukentuin (1769) de aard-artischokken, die “groejen natuurlyk in de Americaanse Landschappen Virginien en Canada, van waar ze voor omtrent 200 Jaaren in Europa over gebragt en nu zeer gemeen zyn;” Eind 18e eeuw is het kennelijk (nog steeds) een vrij algemeen voorkomende groente. Nog niet helemaal door de aardappel verdrongen [14][18], waarvan de serieuze teelt rond 1700 begon. Bij het Keuken-gebruik verwijst Knoop ook naar de aardappel.
En de aardpeer werd vooral gegeten in periodes van nood en honger, waarbij het (dus) een lage status kreeg. En daarmee ook geschikt als diervoeder [18].
Een getuige, Jacob de Coninck fs. Christiaen uit Esen, zegt dat hij ‘aerde-appelen heeft gheplant naerdat hy uut ghesmeten hadde aerdepeiren die hy beghinnende de lantsueringhe aldaer hadde ghevonden’, rond 1696-97. Een andere uit Zarren, Jan Ussele fs. Frans, deelt mee dat hij van al zijn geheugen ‘en voor daete van de geciteerde (vijftig) jaeren, naer de aerde peiren heeft weten planten aerde appelen’. Uit [23]

In de Groninger Courant van 2 november 1847 staat klip en klaar dat de aardpeer “door de Amerikanen en sedert de laatste jaren ook door de Europeanen gegeten worden.” [De laatste jaren is rekbaar begrip, maar is het 200 jaar? MergenMetz]
Aardappelziekte
De aardappelziekte speelt een rol in het midden van de negentiende eeuw. De aardappel heeft dan weliswaar de rol van de aardpeer overgenomen, maar daar kleven dus ook nadelen aan. In de Arnhemsche Courant van 11 november 1845 gaat men daar op in: “Op zandgronden verdient de aardpeer of topinambour, waarvan ook het blad door het rundvee gegeten kan worden, eene ernstige beproeving.” (Waarmee met beproeving niet een zware test wordt bedoeld, maar het in ernstige overweging nemen.)
In de Landhuishoudelijke Courant van 28 december 1850 staat een uitgebreid artikel over de aardpeer; de teelt ervan wordt vergeleken met die van de aardappel. De eerste zin luidt: “De Aarpeeren, ook wel topinambours genoemd, werden in vroegeren tijd in Frankrijk, Duitschland en ook in enkele streken van ons vaderland, veelvuldig tot voedsel voor menschen en vee verbouwd, tot dat hare teelt van lieverleede door den aardapel verdrongen werd.” Het wordt opnieuw onder de aandacht gebracht want “nu de teelt van aardappelen door de ziekte aan zoo vele wisselvalligheden is blootgesteld [….]”. In de Landbouw-Courant van 22 juni 1854 staat een soortgelijk bericht.




Uilkens heeft een hoofdstuk aan de aardpeer gewijd in zijn Groot Warmoeziers Handboek (1855). Hij geeft aan dat de aardpeer al voor de aardappel in ‘ons Vaderland’ werd geteeld. “Geene plant laat zich gemakkelijker voortkweeken dan deze, welke hierin zelfs de aardappels overtreft.” Grappig is dat hij naar Munting verwijst die de zeldzaamheid van de bloei had vermeld. “In Frankrijk evenwel is de groote bouw daarvan nog maar sedert korte jaren in zwang” en dat is kennelijk om de aardpeer als veevoer te gebruiken. Maar hij schrijft ook dat het gezond voedsel is voor de mens, vermeldt inuline en geeft een overzicht van de voedingswaarde.


In Volledig Handboek over Groententeelt van Buvenich (1907) komt de aardpeer niet voor. In Het Hofje der Planters van De Backer (1925) wel. In Dictionnaire des Plantes Potagères, 1946, Vilmorin, wordt de aardpeer gewoon besproken. Zowel als groente voor de mens en (vooral) voor veevoer en distillatie.
Begin twintigste eeuw was de aardpeer gedegradeerd tot een heuse vergeten groente. In Frankrijk [24] en ook in Nederland. Met de regelmaat van de klok – weliswaar een trage regelmaat – steekt de aardpeer in de kookrubrieken van de kranten en tijdschriften de kop op. Maar tot een echte doorbraak is het anno 2025 nog niet gekomen. De kans is aanwezig dat de aardpeer in andere bekende voedselproducten wordt verwerkt. In ‘De foodtrends van 2025’ (10 januari 2025) in NRC wordt aardpeerkoffie aangekondigd. Of aardpeer met koffie, je weet maar nooit.
Overig
In Frankrijk wordt het gebruikt om bier en wijn van te maken. En er wordt mee geëxperimenteerd bij de productie van biologische brandstoffen (ethanol, butanol) [13]. De alcohol uit de gefermenteerde wortelknollen zou van betere kwaliteit zijn dan dat uit suikerbieten [15]. De opbrengst van de aardperen bedraagt ca 20 ton per hectare, bij normale teeltcondities [16].

Het zijn exportgegevens, geen productiegegevens, dus het verbruik op de binnenlandse markt is onbekend en vermoedelijk wordt tegenwoordig een groot deel van de aardpeerproductie gebruikt voor andere doeleinden dan culinair voor de mens en voer voor de dieren.
Aardappel vs aardpeer
Dan rest de vraag: waarom heeft de aardappel het gewonnen van de aardpeer? Wie het weet mag het zeggen. Wij kwamen tot het volgende lijstje:

Culinair
Hoewel gesteld wordt dat de aardpeer juist vanwege zijn subtiele smaak met graagte door de hogere standen werden genuttigd, hoewel er in de Lage Landen best we een serieuze teelt is geweest en hoewel kookboeken juist geschreven werden door en voor de koks van de notabelen, treffen we in Nederlandstalige oude kookboeken weinig recepten met aardperen aan.
In Nieuwe Vaderlandsche Kookkunst (1797): geen aardpeer. In ‘La Cuisinière de la Campagne et de la Ville’ (1851) staat wel de aardpeer: koken als de aardappel, eten met een saus of als een salade.

In Nouveau Cuisinier Européen (1907) staat een beschrijving en twee recepten: topinambours à la sauce en topinambours frits.”Les deux recettes qui précèdent sont les meileures pour servir les topinambours; ce sont aussi les plus usitées.” (Het zijn de beste recepten die ook nog eens het meest worden gebruikt.) In Groot Vegetarisch Kookboek van Catenius van der Meijden (1912) is de aardpeer de eerst vermelde groente. En in Het Spaarzame Keukenboek (1914) van Cauderlier ontbreekt de aardpeer. Maar gelukkig is daar ‘Ik Kan Koken’ (1931) met zes recepten. “Ze wordt ook in ons land gekweekt, maar komt, door te weinig vraag er naar, zelden aan de markt.”
Aardperen kunnen rauw worden gegeten, gekookt, gebakken, gestoomd of verwerkt in soepen en puree.

Het vruchtvlees is wit, de schil soms rood, soms grauwwit/gelig. Soms worden ze schoon geschrobd, ongeschild verwerkt, maar meestal geschild. Aardperen worden ontdaan van wortelhaar en bijgesneden. Ze hebben veelal een knobbelige vorm en dan werkt het niet lekker met een dunschiller, zodat je al snel vervalt tot dik schillen met een aardappelmesje.
Een andere manier is de aardperen tussen de 5 en 10 minuten te koken en dan de schil eraf te trekken. Dat hebben we (2006) vernomen van de groentekok in De Kromme Dissel en gelezen in het Groentekookboek. (Ervaring: 6 minuten is misschien voor de kleine aardperen net voldoende.) Als je aardperen rauw schilt, leg ze dan in zuur water om oxidatie (bruin worden) te voorkomen. Gewoon een scheut citroensap in een pan water is voldoende.
Door het hoge gehalte aan inuline, veroorzaken aardperen nogal winderigheid. Maar als je het vaker eet, raken je darmen getraind.
Bewaren
De aardpeer is in de grond ‘eeuwig’ houdbaar, maar eens opgegraven niet zo lang als aardappels. Enkele weken. Vochtig en koel misschien langer.

Voedingswaarde
Per 100 gram rauw:
calorieën | 55 kcal (73 kcal*) |
water | 78,9 gr |
eiwitten (proteïne) | 2,4 gr |
vet | 0,4 gr (0,01 gr*) |
koolhydraten | 4 gr (17,4 gr*) |
voedingsvezel | 12,1 gr (1,6 gr*) |
suikers | 9,6 gr* |
disachariden | |
mineralen | calcium 10 mg, ijzer 3,7 mg, fosfor 78 mg*; natrium 4 mg*; kalium 478 mg (429 mg*); magnesium 20 mg; zink 120 µg*; koper 140 µg*; mangaan 60 µg*; selenium 700 µg* |
Vitaminen: | |
vitamine A | 2 µg (1 µg*, retinol 0*) |
thiamine (B1) | 200 µg |
riboflavine (B2) | 60 µg |
niacine (B3) | 1,3 mg |
pantotheenzuur (B5) | 397 µg* |
vitamine B6 | 77 µg* |
folaten (totaal – B11/ B9) | 13 µg* |
cobolamines (B12) | 0* |
ascorbinezuur (C) | 4 mg |
vitamine D | 0 |
vitamine E (alfa-tocopherol) | 190 µg* |
Vitamin K (phylloquinone) | 100 µg* |
Aminozuren | |
Lipiden: | |
Verzadigde vetten | 0* |
Enkelvoudig onverzadigd | 4 mg* |
Meervoudig onverzadigd | 1 mg* |
Lycopeen | 0* |
Cholesterol | 0* |
Gezondheid
Aardperen vormen een natuurlijke bron van inuline. Het inulinegehalte wordt beïnvloed door onder andere: het ras, terroir, moment van oogsten en de opslag van de knollen.
Bij de spijsvertering omgezet in fructose, niet in glucose, en is daarom ideaal voor diabetici.
De winderigheid wordt veroorzaakt door deze inuline, een polymeer van het monosacharide fructose (enkelvoudige suiker) dat 76% van de groente uitmaakt. Inuline kan niet worden afgebroken door de menselijke maag, maar wordt in de dikke darm door bacteriën verteerd, omgezet, waardoor winderigheid ontstaat.
In het Engels gebruikt men daarom ook wel schertsend de naam fartichoke. In het Nederlands windperen. Niet iedereen ervaart het in gelijke mate, maar gebleken is dat na een paar maaltijden de darmen getraind zijn.
Van aardpeer wordt gezegd dat het eetlust opwekkend is, andere lusten ook opwekt, een cholagoog (galafdrijvend) is, vochtafdrijvend, zaaddodend, maagversterkend en opwekkend middel is. Het is een volksremedie tegen diabetes en reuma [16][17].
Teelt

Zaaien | n.v.t. |
Uitplanten | In het najaar of voorjaar de knollen planten op pakweg 10 cm diepte. Grote knollen kunnen worden gedeeld; een oog of drie per deel is aan te raden. |
Oogst | Na de eerste nachtvorst. Of beter: als de planten besterven. De knollen worden opgegraven en ongeveer 5/m2 weer herplant in hetzelfde bed. Let wel: de knollen kunnen zich via de wortelstokken links en rechts in de grond bevinden. Dat is anders dan bij aardappelen. |
Plantafstand
30 – 45 cm uit elkaar / 5 op een vierkante meter
Water
Alleen als het echt nodig is.
Bemesting
In principe niet nodig. Lichte organische bemesting. Wij versnipperen de bladstengels en leggen die over de eigen grond terug. Dat verteert wel. De poep van wormen, torretjes enzovoorts is de meest natuurlijke bemesting die je kunt bedenken. NPK: Stikstof en kalium zijn gewenst. Stikstof zorgt voor betere knolopbrengst en hoger inulinegehalte, kalium bevordert (ook) knolvorming. Fosfaten zijn niet nodig [22].
Bodem & standplaats
Niet in gebieden met een zeer hoge grondwaterstand. Zanderige grond heeft de voorkeur. (Zowel de plant, als de moestuinier die de knollen moet uitgraven.) PH van 7 (neutraal) is het beste [22]. Verder stellen ze geen noemenswaardige eisen aan de grond. Zon, daar houden ze wel van. En houd er rekening mee dat ze 3 meter en hoger kunnen worden.
Op winderige plaatsen – of misschien wel alle plaatsen – kunnen ze scheef waaien. Het beste is een “bekisting” te maken van palen met draad.



Rassen
Meestal worden gewoon ‘aardperen’ aangeboden, zonder rasaanduiding. Maar er zijn er zo’n 1300 verschillende [16]: Stampede (grote witte knollen), Boston Red (rode knollen), Blanc of Jerusalem White (witte knol – plant wordt 1½ m, oogstbaar v.a. september/oktober), Rode Fuseau, Witte Fuseau of Fuseau Rose (witte ronde gladde knol), Yellow Perfect, rode aardpeer (ronde rode knollen), Canadese aardpeer (langwerpig en wit), Clearwater, Veitch’s Improved Long White, Sutton’s New White, Mammoth French White en Franse Witte Verbeterd. Om maar een paar te noemen. [22] beveelt Waldspindel (laat, maar zeer productief), Topianka (middelvroeg, mooie blanke knollen) en Bianca (vroeg, blanke, onregelmatige knollen) aan.
Fuseau wordt (in Frankrijk) veel in moestuinen aangeplant en kent een zeer grote opbrengst [16].
Zaadteelt
In onze contreien mogen we blij zijn als de aardperen bloeien. En door de klimaatverandering is dat vaak. Maar voor zaad moet het nog wat warmer worden. Vermeerdering geschiedt vegetatief, door de knollen.
Ziekten en belagers
In de Lage Landen niet echt. Slakken houden wel van de jonge scheuten, maar de aardpeer is sterk! Soms knagen muizen aan de knollen. Volgens [22] rattenkeutelziekte en meeldauw.
Literatuur: [1] Food Plants of the World; [2] Handboek Ecologisch Tuinieren; [3] Planten voor Dagelijks Gebruik; [4] Groente & Fruit Encyclopedie; [5] Wikipedia 26-12-2007 / 26-07-2025 NL/DE/EN/FR; [6] Groentekookboek, Jane Grigson; [7] Der kleine Souci, 6. Auflage; [8] Notes on the History of Heb:anthus tuberosus, the so·called Jerusalem Artichoke, J. Hammond Trumull en Asa Gray, Botanical Gazette, vol. 2, nr. 8 , 1877; [9] The “Jerusalem Artichoke.” (Helianthus tuberosus.), C. C. Lacaita, Bulletin of Miscellaneous Information (Royal Botanic Gardens, Kew), vol. 1919, nr. 9 (1919); [10] Oxford Companion to Food ; [11] Origin of Cultivated Plants, Alphonse de Candolle, 1885; [12] USDA FoodData Central Food Details, legacy database; [13] Plants & Society, Estelle Levetin, 6e druk, 2011; [14] Haferwurzel und Feuerbohne, Bartha-Pichlier en Zuber, 2002; [15] Handbuch des Garenbaues, Dr. H. Settegast, 1909; [16] Perdue University, Center for new Crops & Plant Products, Helianthus tuberosus; [17] Medicinal plants of the world, J.A. Duke & K.K. Wain, 1981; [18] Jerusalem Artichoke – Metamorphosis of a Mistake, Adi Nemia-Cohen & Edna Assis, Tpwer of David, Museum of the History of Jerusalem (2021); [19] Topinambur – für jede Verwendung die richtige Sorte, Kerstin Stolzenburg, Landwirtschaftliche Technologiezentrum Augustenberg, Pflanzliche Erzeugung, 2011; [20] Das Lexikon der alten Gemüsesorten, Arche Noah, 2014; [21] Website Backyard Larder, 2021; [22] Teelthandleiding Aardpeer, Christelijke Agrarische Hogeschool Dronten; [23] De opkomst van de aardappelteelt in West-Vlaanderen en in West-Europa, L. Van Acker, Biekorf, jaargang 63, pag 327, 328; [24] The Triumphant Return of France’s ‘Forgotten Vegetables’, Emily Monaco, 27 april 2020;