De wereldgeschiedenis in twaalf bonen

Culinair journalist Joël Broekaert schreef over belangrijke gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis die in relatie staan met bonen. Het is een goed geschreven, vermakelijk en uiterst informatief boek. Leuk voor hen die graag bonen eten of bonen telen.

Broekaert is weliswaar culinair journalist, bekend van columns, recensies, tv-programma’s, maar heeft ook geschiedenis gestudeerd. En in dit boek speelt geschiedenis een belangrijke rol. Niet de geschiedenis van een specifieke boon. Wij doen dat wel bij onze groentebeschrijvingen en eerlijk gezegd verwachtten we dat Broekaert dit ook zou doen. Maar niet. En dit is, misschien wel daarom, een hartstikke leuk boek geworden.

De twaalf bonen beperkt zich niet tot de familie vlinderbloemigen (Fabaceae), waar zowel de geslachten van de gewone bonen (Phaseolus), als de tuinboon (Vicia) en ook erwten (Pisum), kouseband (Vigna), koetjesbonen et cetera toe behoren, maar neemt ook zaden van andere vruchten uit andere families op, zoals cacaoboon en koffieboon.

Het is geen dik boek. Het telt 114 bladzijden (bronnen, inleiding e.d. niet meegeteld), maar wel heerlijke, bondige verhalen waar je ook nog wijzer van wordt. Zijn geld dubbel en dwars waard.

TitelDe wereldgeschiedenis in twaalf bonen
VanJoël Broekaert
UitgeverAtlas Contact
ISBN978 904 504 6556
Verschenen12 oktober 2023
Prijs€ 20
Verkrijgbaar bijGa bij voorkeur naar de echte boekhandel van steen en cement. Als je toch online wil kopen, neem dan deze webwinkel. Dat is echte.

We nemen een paar verhalen door, niet alle, dat mag je zelf doen. Ze zijn immers leuk genoeg. Broekaert is, voor zover we konden beoordelen, correct en volledig in zijn verhalen, maar omdat het een beknopt boek is, kan niet alles worden opgenomen. Dat begrijpen we. Wat hij schrijft is interessant en als je zelf iets meer van een onderwerp weet, maakt het ook wat los. Zoals:

Erwt en landbouw

Bij de erwt is het bovenliggende thema de ontwikkeling van de landbouw. Dan gaat het bijvoorbeeld over domme planten als granen, erwten of tuinbonen. Want normaliter hoort een plant zijn zaden te verspreiden. Sommige planten schieten ze weg, andere laten ze vallen (en vruchten laten zich eten en het zaad wordt dan verspreid met de poep). De mens heeft daar dus weinig aan, of hij moet op zijn knieën de wijde omgeving afzoeken en zaden rapen. Maar wat bleek: sommige planten van een soort waren gehandicapt en kregen geen ontsluiting. Bij hen bleven de zaden in de peul zitten of in de aar hangen. Broekaert noemt ze achterlijk. Feit is wel dat deze zich niet of nauwelijks op natuurlijke wijze zouden voortplanten. Maar ze bleken wel goed voor de mens: ze waren makkelijk te oogsten en werden dus in cultuur gebracht. Waardoor ook zij voortbestaan. Nu nog steeds. (En misschien wel langer dan hun wilde voorouders.)
De erwt komt van rond de Middellandse Zee. Net als de tuinboon. De gewone bonen komen uit Zuid-Amerika en die zijn pas na 1500 naar Europa gekomen. Dus als er staat “Maar die achterlijke erwtjes waren voor de verzamelende mens veel beter te oogsten dan de gezonde boontjes,” zal de auteur ook wel erwtjes hebben bedoeld.

Grappig is dat Broekaert zegt dat de grassen (granen) de mens hebben gedomesticeerd, en niet andersom. Dit bedacht hij overigens niet zelf, maar is een idee geleend van Harari uit zijn boek Sapiens. Er wordt door andere geleerden wel het een en ander tegenin gebracht. Maar het is een leuke gedachte: de mens was een jager-verzamelaar, een nomade. En opeens bleef hij op zijn plek met een huis en een akkertje, met buren enzovoorts. De mens kreeg een domicilie, een vaste verblijfsplaats. We moeten dan denken aan Jan Velema. Hij zegt dat de gewone boon, de Phaseolus vulgaris de slimste plant is, als het gaat om overlevingsdrang, om niet uit te sterven. Er zijn namelijk onnoemelijk veel variëteiten over de hele wereld te vinden.
”Gewone bonen. Het zijn net mensen,” schrijft Broekaert aan het eind van een ander hoofdstuk, ‘De gewone boon en het precolumbiaanse Amerika’.

Cacao

Lezen we over de cacaoboon, dan zijn de plantage en de slavernij de rode draad. (Door onze andere hobby ClearChox, groothandel in goede, ver boven Fairtrade chocolade hebben we vrijwel dagelijks met cacao te maken.) Broekaert schrijft dat de cacaoboon bij de Azteken de status van geld had. Klopt. Ook toen werden er belastingen geïnd, en dat ging in diverse goederen, niet alleen in cacao. (Zie Matrícula de Tributos.)

De eerste (zoete) chocolademelk kwam uit Spanje. De Azteken maakten een kruidige cacaodrank met onder andere peper. Dat werd door Spaanse monniken gekopieerd, maar ze vervingen de peper door suiker. En nog steeds is chocolademelk iets echt Spaans. Wij voegen daar graag aan toe dat de eerste chocolademelk in 1534 in het cisterciënzer klooster Monasterio de Piedra is ontwikkeld.

Tweede rij van onder potten met iets van cacao.
Uit de Codex Mendoza – Wikimedia Commons

De auteur wijdt in dit hoofdstuk nogal uit (hoe Westerse ziekten de bevolking van Midden- en Zuid-Amerika decimeerde) en maakt wel hele grote sprongen in de tijd. Let wel: het is niet minder interessant. Maar leuk was geweest als hij de periode van Gran Cacao had vermeld. Dat was een tijd van grote welvaart in Zuid-Amerika. Voor bepaalde families, dat dan weer wel. En dus met een keerzijde: zo werd in 1861 in Ecuador de slavernij afgeschaft (dat was eerder dan Nederland in Suriname). Maar feitelijk waren het de armere boeren en ex-slaven die op de plantages gingen werken en er was geen groot verschil met de slaven.

Broekaert schrijft kort en bondig dat Portugezen en Fransen begin twintigste eeuw veel cacaobomen plantten rond de evenaar in West-Afrika. Dit was, naar onze mening, migratie: het verplaatsen van plantages naar koloniën. Het zelfstandig worden van de landen in Zuid-Amerika was voor westerse plantage-eigenaren de reden om hun biezen te pakken en in Aziatische koloniën cacao aan te planten (o.a. Indonesië, Filipijnen, India). En toen de Aziatische koloniën zelfstandig werden, verhuisde men de plantages naar de Afrikaanse. Maar toen die landen zelfstandig werden (rond beginjaren 1960), kon er niet meer worden verhuisd. Dus nu zitten we met een vreemd systeem van ‘zelfstandige’ boeren in Kameroen, Ghana, Ivoorkust en andere West-Afrikaanse landen die te weinig betaald krijgen voor hun cacao, maar niet anders kunnen omdat de markt wordt beheerst door enkele grote (Westerse) ondernemingen. Welbeschouwd een vorm van postkoloniale slavernij. (De kinderen van de boeren willen geen troosteloos bestaan en gaan in een bootje naar Europa. Die noemen wij dan gelukszoekers, terwijl wij van een veel te goedkope reep chocola uit de supermarkt snoepen.)

Lupine

Enfin, het zijn allemaal erg leuke, interessante hoofdstukken. Wat dacht je van ‘De tuinboon en de Karolingische Renaissance’? (De tuinboon is wel een zeer achterlijke boon, zonder de mens was hij waarschijnlijk al uitgestorven. De voorvader, de oer-tuinboon is namelijk niet meer te vinden.)

“De wereldgeschiedenis is bijna ten einde, de menselijke beschaving staat op het punt om samen met haar biotoop te vergaan. Poolkappen smelten, de zeespiegel stijgt.”

Zo luiden de eerste zinnen van het laatste hoofdstuk ‘De lupineboon en het einde der tijden’. Maar toch is er hoop, schrijft Broekaert. Met bonen, inderdaad: lupinebonen.

Leuk boek!

Plaats een reactie