Plantenlatijn is geen potjeslatijn

Plantnamen kunnen onbegrijpelijk en verwarrend zijn, zelfs binnen een taalgebied. Daarom is er een Latijnse naam, zodat iedereen over de hele wereld weet over welke plant je hebt. En zelfs die verandert af en toe door nieuwe inzichten.

Waar potjeslatijn het quasi-geleerd gebruik maken van Latijnse begrippen is (geleend van de potjes in de apotheek), is plantenlatijn dat niet. Plantenlatijn schept wereldwijd duidelijkheid.
De namen van planten in het dagelijks gebruik – de zogenaamde volksnamen – zijn op zich praktisch en leuk, maar we kunnen daarmee heel lang langs elkaar heen praten. Zo wordt knopkruid – ooit uit Colombia hierheen gehaald – doorgaans genoemd naar de geliefde buur: Moffenkruid in Twente, Franzosenkraut in Duitsland.
En in een deel van Nederland spreekt men van bietjes, het andere van kroten, en het is in Vlaanderen peejen of bietroeven en nog veel meer. Dan is het fijn dat er een Latijnse naam is, in dit geval: Beta vulgaris. Daarmee begrijpt iedere plantenliefhebber wat je bedoelt. Maar wat betekenen Beta en vulgaris?

Voor onze plantbeschrijving doen we zeer veel onderzoek om zo volledig mogelijk te zijn. Niet alleen op het Internet, maar we hebben ook veel boeken en onderzoeksrapporten. Voor wat betreft de verklaring van Latijnse namen gebruiken we:

Stearn’s is, zo te zien, alleen nog tweedehands te krijgen en de prijs varieert van twintig tot veertig euro. Na een inleidend hoofdstuk met uitleg over plantnamen is het een groot alfabetisch gesorteerd register.

ABC van het Plantenlatijn wordt tegenwoordig voor jou gedrukt – printing on demand, heet het. Logisch, want de markt voor een vijfde herziene druk is niet meer duizenden groot. Het kost circa 23 EUR incl verzending. Je bestelt het hier.
ABC legt de opbouw van plantennamen kort en helder uit. Doorgaans schrijven we alleen het geslacht en de soort en eventueel de botanische (var) of cultuurvariëteit (cultivar, ras). Omdat soortaanduidingen bij diverse planten hetzelfde zijn – maar met ander geslacht – is het ABC in twee groepen verdeeld.

Voorbeelden

Kaal knopkruid heet Galinsoga parviflora, behaard knopkruid Galinsoga quadriradiata, of ook wel Galinsoga ciliate.
Nu wil je, net als ik, natuurlijk weten waar Galinsoga vandaan komt.
We pakken het ABC. Er staat dat het een vernoeming is naar de Spaanse arts en botanicus Martinez M. de Galinsoga (1766 – 1797). De man is in ABC slechts 31 jaar oud geworden, in WIkipedia 41 jaar. Maar hij leeft voort in de plantennaam. Parviflora komt van klein (parvus) en bloem (florus). Dat klopt, knopkruid heeft kleine bloempjes. Zowel glad als harig knopkruid. En dat harige komt terug in ciliate, dat van cilium komt en staat voor omzoomd of versierd met haren, zoals je oogleden met de wimpers. Een andere botanicus vond quadriradiata meer op zijn plaats. We herkennen waarschijnlijk al vier (quadra) en straal (radiata) in het woord. Het is dus vierstralig, met over het algemeen vier straalbloemen die bij elkaar … uh… stralen.

In Stearn’s staat dat de man Mariano Martinez de Galinsoga heet en arts in Madrid was. Wil je parviflora kunnen herleiden, moet je in Stearn’s wel stoppen bij parvus. Hierachter wordt vervolgens parviflora uitgelegd. En voor ciliatie pak je het lemma ciliaris. En voor quadriradiata stap je in bij het lemma quadratus, waar dan na een reeks quadra- en quadri-woorden ook quadriradiata staat.

En dan nu wat anders: boerenkool is Brassica oleracea var. sabellica of B. oleracea convar. acephala var. laciniata of B. oleracea var. acephala subvar. Sabellica. Het is maar welke botanicus er zijn stempel op heeft gedrukt. (Dat wordt soms met een laatste letter aan de Latijnse naam toegevoegd. De L voor Linneaus, de D voor Duchesne enzovoorts.)

Stearn’s maakt zich er makkelijk van af: Brassica is de klassieke Latijnse naam voor kool. Ja, dûh!
Maar bij ABC staat hetzelfde.
Oleracea komt van olus (groente) of olêre (ruiken), aldus ABC. In Stearn’s is maar één verklaring, bij oleraceus staat ‘komt uit de moestuin’. Sabellica komt daar niet in voor.

ABC doet het hier beter: Sabellica komt van Sabbeler, een Italiaanse volksstam. En acephala? ABC heeft het lemma acephalus, dat zonder kop betekent. Idem bij Stearn’s.
Rest nog laciniata: Bij Stearn’s is het ingesneden, gescheurd in kleine deeltjes – ja, dat kan je van boerenkoolblad wel zeggen. ABC zegt het iets netter: in slippen verdeeld, diep ingesneden of fijn verdeeld. Ook goed.

Maar Brassica? Daar laten beide boeken ons dus in de steek. Maar het is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgeleid van het Keltische braissech, bresic of bresych. De Kelten hebben immers de kolen vanuit de Kaukasus richting Middellandse Zee gebracht. Maar dat is al hééééél lang geleden. Maar waar die Keltische naam betrekking op heeft? Ach, er moeten raadsels blijven.

Plaats een reactie