In een groen knollenland

Leestijd: 9 minuten

Inhoudsopgave

‘In een groen knollenland’ is een wat ouder boekje dat mij was ontgaan. Maar het is de moeite waard. Let wel: dit is een schotschrift. Zelfs de uitgever waarschuwt op de binnenpagina: ‘Deze uitgave […] dient te worden gelezen als een pamflet. Het geeft de persoonlijke mening van de auteur weer waarbij zij soms in felle bewoordingen strijdt tegen jagers en de jacht.’ Dus u bent gewaarschuwd. Genuanceerd of subtiel is het niet.

Bibi Dumon Tak kennen de meesten van ons vooral van haar kinderboeken, maar ze timmert inmiddels ook op andere manieren aan de weg. In 2021 verscheen ‘In een groen knollenland’, in 2023 verscheen de schrijfster in Zomergasten, waaruit ook dit korte fragment over de jacht.

Het vonkt en vuurt

In een groen knollenland pakte mij niet alleen door het onderwerp, maar ook door de taal, die woedend is, van de bladzijden afspat, maar ook inventief en grappig is. De boosheid en de persoonlijke ruimte die een schotschrift biedt, pakt de schrijfster met beide handen aan. Het vonkt en vuurt. En grossiert in prachtige woordvondsten zoals janhagels of steakholders.

De meeste boeken die ik recenseer zijn van de nuance, van de uitleg, van de grijstinten. Zakelijk. Dit is dat niet, absoluut niet, dit is persoonlijk, emotioneel en scherp. Verfrissend eigenlijk, zeker omdat het wel echt een uitgewerkt boekje is, en niet alleen maar korte haat-sociale-media-zinnetjes. (Ik pleit voor meer schotschriften!). Hier is over nagedacht, maar het nadenken maakt de schrijfster alleen maar bozer en bozer. En dat zet weer aan het denken.

TitelIn een groen knollenland
VanBibi Dumon Tak
UitgeverDe Geus
ISBN978 90 445 4598 2
Verschenen12 oktober 2021
Prijs€ 16,50
Verkrijgbaar bijGa bij voorkeur naar de echte boekhandel van steen en cement. Als je toch online wil kopen, neem dan deze webwinkel. Dat is een echte.

Lastig mens of frisse blik?

Natuurlijk, Bibi Dumon Tak is zo’n inwoner waar de ambtenaar in het gemeente- of provinciehuis spontaan voor achter zijn bureau kruipt. Het boek is doorspekt met instanties die, vaak na een eerste min of meer goedwillend antwoord, gewoon niet meer reageren. Ze is die zeurpiet die niet zomaar opgeeft. Ze is die lastige nieuwe buurvrouw uit de stad – van buurman agrariër, die al jaren zijn bedrijf op dezelfde manier runt zonder gehinderd te worden door zwanenknuffellaars of knallenklagers. Maar het kan verhelderend zijn om eens op een andere manier tegen de zaken aan te kijken. Een zwaan die in schrikdraad is komen vast te zitten hoef je niet af te schieten, je kunt hem ook gewoon redden.

Effectieve lobby

Door de boosheid heen raakt het boek veel essentiële elementen van de discussie over jacht, jagen, en wilde dieren versus andere belangen (van boeren en jagers, bijvoorbeeld). Ook op dit moment, een paar jaar later, nog uiterst relevant. Bijvoorbeeld in het kader van de discussies rond de wolf – die overigens ook kort voorbij komt in In een groen knollenland.

Misschien wel het belangrijkste element, en het naarste, is de effectieve lobby van jachtclubs. De jagers zijn geen erg diverse groep mensen, maar hebben vaak geld (nieuw of oud), invloed en/of macht. Geld stelt hen in staat om een stevige lobby op te tuigen. (In het boek is sprake van een lobbyteam voor Nederland, met alleen al negen betaalde teamleden.) Invloed en macht maken de lobby extra effectief – “Potje golfen, Jan-Willem?
En natuurlijk zijn er, zoals altijd, financiële belangen, bijvoorbeeld van de bedrijven die al die camouflagekleurige spullen produceren. Desinformatie wordt kwistig rondgestrooid. Ambtenaren en bestuurders dansen naar de pijpen. Knalvuurwerk is op veel plaatsen verboden maar de jagers knallen er lustig op los.

Recht op jagen

Een triest voorbeeld is dat de jachtclubs dreigen met een gang naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens om hun recht op jagen te verdedigen. Overigens wordt intimidatie ook niet geschuwd, zoals blijkt uit een voorval dat beschreven wordt in het boek. Makkelijk, als je een geweer hebt.

Jacht, beheer, schadebestrijding

Een ander terugkerend element in het boek draait om beheer en wetgeving. Jacht wordt in Nederland meestal als beheer betiteld, zeker als het gaat om jacht op ganzen of zwijnen. Beleidsmatig en in regelgeving zijn er grote verschillen tussen wat mag bij echte jacht of bij beheer (en dan is er ook nog schadebestrijding, waarvoor weer andere voorwaarden gelden, dan heb je het bijvoorbeeld over de jacht op ganzen bij Schiphol).
Bij beheer mag meer, je krijgt ook makkelijker ontheffingen als jager die wild beheert.
Conclusie: jacht is geen jacht, althans, voor jagers, ambtenaren en juristen. Voor gewone mensen, zoals Bibi Dumon Tak, is jacht natuurlijk wel gewoon jacht. Je schiet een dier dood. Dus het is jacht.

Dieren zijn geen objecten

Hier raak je ook verweven in de wetgeving rondom dieren in het algemeen: dieren worden in de wet als dingen beschouwd – objecten. Je kunt een dier immers bezitten. En dat terwijl iedereen die ooit een huisdier heeft gehad weet dat dieren absoluut geen objecten zijn. Een dier heeft een eigen wezen, een eigen wil, een karakter, het speelt, het ervaart stress en pijn. Al is onderzoek daarnaar lastig. Er is eigenlijk geen enkele reden om aan te nemen dat het brede spectrum aan emoties dat mensen ervaren, en waarvan we weten dat mensapen ze ook kennen, zich niet verder uitstrekt naar andere diersoorten.

Er zijn duizenden filmpjes (bijvoorbeeld dit over twee zwanen) waar je misschien als mens teveel achter zoekt, maar toch.

Jacht is geen jacht, althans, voor jagers, ambtenaren en juristen. Voor gewone mensen, zoals Bibi Dumon Tak, is jacht natuurlijk wel gewoon jacht. Je schiet een dier dood. Dus het is jacht.

Jacht als beheer werkt niet.

Overigens gaat het bij beheer en schadebestrijding ook, zoals altijd, plat om geld. Boeren krijgen een stevige schadevergoeding voor aantoonbare schade aan hun gewassen (dus ook aan hun gras). Daarvoor moeten de jagers dan wel als bewijs dode ganzen aanleveren. En uiteraard, als het om geld gaat neemt niet iedereen het even nauw met de regeltjes – het geld lonkt.

Tenslotte nog dit over jacht als ‘beheer’: het werkt niet. Rondom de wolf wordt deze discussie ook volop gevoerd, maar voor ganzen, zwijnen en vele andere dieren, bijvoorbeeld de herten in de Oostvaardersplassen, geldt precies hetzelfde. Als je er veel wegvangt, krijgen de dieren meer jongen, waardoor de populatie weer wordt aangevuld. De dieren met rust laten, stabiliseert juist de populatie. Specifiek voor ganzen geldt dan nog dat die aangetrokken worden door hectares vol eiwitrijk raaigras, dus als we die om zouden vormen naar extensiever begraasde kruidenrijke weilanden, zou de gedekte tafel al minder zijn.

Over zielige dieren en vermenselijking

Terecht bestrijdt Bibi Dumon Tak met getrokken zwaard het frame van de stadsbewoner die nergens iets vanaf weet en de dieren veel te veel vermenselijkt en zielig vindt. Een voorkeurs-frame dat de jagers (en boeren) telkens weer aanhalen.
Maar daar gaat het helemaal niet om.
De natuur is hard, een jong zwijn kan ook door een wolf worden opgepeuzeld als het de loop van het geweer weet te vermijden. Dat is niet altijd even subtiel, er komt bloed bij kijken en zo. Dat weten we. Mensen zijn niet gek, ook dierenliefhebbers niet.

Top-predatoren in een groen knollenland

Wat ik persoonlijk wel lastig vind – en dan nu toch nuance van mijn kant – is dat ik snap dat mensen ergens diep van binnen jagers zijn. Top-predatoren, net als wolven. Dat zit in onze genen. In oeroude tijden hadden we af en toe een dood dier nodig om in leven te blijven. (Overigens toont onderzoek telkens aan dat die jacht slechts een deel van de calorieën van oermensen binnenbracht, een groter deel kwam van het verzamelen).

Dat jagen was omgeven met rituelen – het was gevaarlijk werk en achteraf was dan een grote dankbaarheid nodig: aan het dode dier en/of de goden. Men nam alleen wat men nodig had want bewaren kon je het toch niet. Toch wordt ook steeds duidelijker dat zelfs in die oude tijden de jacht door mensen al heeft gezorgd voor het uitsterven van groepen dieren. Echter toen het jachtgeweer, de koelkast en de trein werden uitgevonden, liep het allemaal helemaal uit de hand. Het evenwicht raakte volledig zoek.

Jagen als hobby niet meer van deze tijd

Voor een deel zijn jagers, in elk geval de jagers die ik ken, ongelofelijke dierenliefhebbers. Mensen die houden van de natuur, van buiten zijn, van rust en stilte. Mensen ook die dicht bij de natuur staan, die er in alle weersomstandigheden op uit gaan, en die niet vies zijn van bloed, ingewanden en stront. Het is ook mooi dat je, tenminste als je een vleeseter bent, je ook bewust bent van waar dat vlees vandaan komt. Dat is allemaal waar (maar staat niet in ‘In een groen knollenland’ van Bibi Dumon Tak).

En toch. Het is een oneerlijke strijd en als hobby is jagen misschien wel niet meer van deze tijd. Net als vuurwerk afsteken, of pieten zwart schminken. Je innerlijke jager kun je ook voeden door vogels te kijken, of door met honden en paarden achter een nepgeurspoor aan te rennen en daarna aan de borrel te gaan.

Tenslotte

Er zijn ongeveer 27.000 jagers in Nederland. Dat is ongeveer evenveel als alle inwoners van de gemeente Aalten. Niks ten nadele van die 27.000 mensen en al helemaal niks ten nadele van Aalten, maar de Vogelbescherming heeft bijvoorbeeld 155.000 leden. En de Dierenbescherming heeft er 107.000. Je zou toch zeggen dat er dus heel veel mensen zijn die dieren liever goed verzorgen of bekijken met een verrekijker, in plaats van ze af te knallen. Sta op, anti-jacht-lobby!


Plaats een reactie