Tamme kastanje – voor vruchten, hout en bijproducten

Het boek Tamme Kastanje behandelt vrijwel alle aspecten van deze boom en is daarmee onontbeerlijk voor hen die denken aan agroforestry dan wel voedselbos. En natuurlijk voor de algemeen geïnteresseerden.

Auteur Anne Oosterbaan gaf dit overzichtelijke boek over de tamme kastanje in eigen beheer uit. Eerder schreef hij een mooi boek over de walnoot. Dit kastanjeboek staat vol informatie; de achtergrond van de auteur als onderzoeker aan de Universiteit Wageningen verzekert een gedegen aanpak. Veel meer dan bij de walnoot maakt het boek over de tamme kastanje ook duidelijk dat we eigenlijk nog veel niet weten.

De tamme kastanje wordt in Nederland gezien als soort voor de toekomst, vanwege de klimaatverandering. Het is in principe een boom uit zuidelijker streken in Europa, die als archeofyt in ons land verschenen is, waarschijnlijk door de Romeinse legioenen meegebracht en aangeplant. Maar hij is wel enigszins vorstgevoelig – het gevaarlijke punt ligt rond de -18 graden Celsius – waardoor er in ons land nooit zo’n grootschalige cultuur ontstond als in Zuid-Europa. Bijvoorbeeld in Portugal, zuidelijk Frankrijk en Italië waren tamme kastanjes lange tijd een belangrijk voedingsmiddel. Kastanjemeel stond bij wijze van spreken in elk keukenkastje. Dat is nu veel minder geworden. Maar misschien komt er een nieuwe kastanjetijd; nieuwe, klimaat- en milieuvriendelijke zetmeelbronnen (anders dan graan, mais en piepers) zijn hard nodig. En dat hopelijk niet in de pruimentijd.

In dit boek heeft Oosterbaan al het denkbare over de tamme kastanje op een rij gezet. Over verschillende soorten kastanjes, vruchten, hout, groeiplaatsen en eisen, bloei en vruchtontwikkeling, vermeerdering, plagen en ziektes, teelt en verschillende rassen, oogst, bewaren en verwerking. Kortom, het is vooral een feitelijk en praktisch boek, geschikt voor diegenen die kastanjes willen aanplanten of telen, bijvoorbeeld in een agroforestry-achtige setting of in een voedselbos. Of gewoon in de tuin.

TitelTamme kastanje (Castanea spec.) voor vruchten, hout en bijproducten. Mogelijkheden en belangrijke aandachtspunten.
VanAnne Oosterbaan
Uitgeverin eigen beheer
ISBN978 94 6443 609 9
Verschenenjuni 2022
Prijs€ 30,00
Verkrijgbaar bijKies voor de boekhandel van steen en cement. Die kan het vast voor je bestellen. Online is het hier verkrijgbaar.

Hoge zandgronden, maar niet te droog, en niet te arm

300 jaar oude tamme kastanje in park Gulden Bodem in Arnhem

In de Tuinen van MergenMetz staat ook een tamme kastanje. Meerdere, in feite: Een grote wilde (Europese tamme kastanje, Castanea sativa) in de bosrand van onze Eetbare Siertuin, een ontelbaar aantal zaailingen en een nog wat mager cultivar die een jaar of tien geleden is aangeplant. Welke het exact is helaas niet meer bekend, maar mogelijk is het een Dorée de Lyon, met grote kastanjes, althans, dat was het idee. Hij produceert, maar nog niet erg veel. De ‘wilde’ tamme kastanje in de voortuin draagt veel rijker. Na lezing van dit boek begrijp ik daar meer van.

Kleine kastanjes

Dat de kastanjes kleiner blijven dan zou moeten volgens de rasstandaard, komt waarschijnlijk toch grotendeels doordat de omstandigheden voor deze boom niet optimaal zijn in onze tuin. Ten eerste: Tamme kastanjes houden weliswaar van lichte, zwak zure grond (op zware klei kom je ze niet tegen) en zeker niet te nat. Maar, schrijft Anne Oosterbaan, dus niet al te droog, en ook niet al te arm. In feite doen ze het in Nederland vooral goed op de lössgronden en lemige of zavelige zandgronden, zoals op delen van de Nijmeegse stuwwal en in Limburg. In onze tuin in Doorwerth is de bodem eigenlijk te arm en te droog en het grondwater zit diep.
Interessant genoeg zijn er dus helemaal niet zoveel gebieden in Nederland waar kastanjes het van nature goed zouden doen; het verhaal dat walnoten voor het rivierengebied zijn en kastanjes voor de hoge zandgronden is dus niet per se waar.

Een mooie oogst. Van eigen boom.

Raskeuze

Belangrijk voor de kwaliteit van een tamme kastanje die voor consumptie wordt geteeld (commercieel of niet) zijn: smaak, natuurlijk, maar ook grootte, gewicht, en schoonmaakgemak. Tamme kastanjes hebben in hun bruine taaie bolster nog een vlies, dat soms ingegroeid raakt in plooien van de vrucht. Dat is onwenselijk, want dat vlies smaakt bitter en moet eraf. Sommige commerciële rassen zijn zodanig op grootte, gewicht en pelgemak ontwikkeld, dat de smaak er minder van geworden is. En dat is natuurlijk jammer want je kunt er juist zulke lekkere dingen mee maken. (Zie hier hoe je tamme kastanjes pelt.)

En ook zijn sommige rassen zeer kwetsbaar geworden voor ziekten en plagen. De Europese rassen zijn daarom ingekruist met Japanse kastanjes (Castanea crenata) die meer resistent zijn. Deze hybride kruisingen geven een goede opbrengst, maar de smaak wordt vaak als wat minder ervaren. Ze zijn vooral minder zoet. Een ander probleem is dat de Eurojapanse rassen vroeger dan andere uitlopen en daardoor gevoeliger zijn voor schade door late nachtvorst. Dus voor Nederland waarschijnlijk niet zo geschikt, behalve als het klimaat nog wat meer verandert.

Amerikaanse kastanje zoals opgenomen in The Tree Book uit 1920. Via Wikimedia Commons.

Een speciaal verhaal is nog de Amerikaanse kastanje (Castanea dentata), waarvan grote bossen eens vrijwel in heel Noord-Amerika voorkwamen. En die vrijwel volledig verdween nadat rond 1900 de kastanjekanker (een schimmelziekte) meekwam met geïmporteerde Aziatische kastanjebomen. Er wordt geschat dat er in de eerste helft van de 20e eeuw 3 tot 4 miljard Amerikaanse kastanjes verpieterden door deze ziekte. Nu is de soort zeer zeldzaam en wordt elk nog bestaand raszuiver exemplaar bewaakt en bewierookt. Lees “Tot in de hemel” en dit.

Kruisbestuiving

Essentieel bij de tamme kastanje is de bestuiving. Het zijn kruisbestuivers, dus je hebt er sowieso altijd twee of meerdere nodig. Maar, net als bij hazelnoten, geven de beste bestuivers niet altijd de beste noten. Je moet dus plek inruimen voor bestuivers, maar wel zo min mogelijk. Dit boek geeft voorbeelden van plantschema’s om maximaal van de kruisbestuiving te profiteren. En een handige lijst met voor elke cultivar de meest geschikte bestuivers. Wat blijkt; tamme kastanjes worden naar huidige inzichten vooral door insecten bestoven (maar ook soms door de wind). Terwijl je op veel plekken leest dat de wind toch de hoofdzaak is. Nergens in het boek staat overigens hoe ver de kastanjes uit elkaar mogen staan om nog goede kruisbestuiving te kunnen krijgen. Maximaal 75 meter is ons ooit gezegd.

Bemesting – Wat? Jazeker, bemesting!

Ooit afgevraagd waarom castagnetten zo heten?

Het meest opvallend in dit boek vond ik eigenlijk de paragraaf ‘Bemesting’. Wacht even – bemesting? In het bos worden kastanjebomen toch ook niet bemest? Dat klopt, maar dan geven ze dus ook minder en kleinere noten. Daar gaan we weer: Als je commercieel kastanjes wil telen dan hoort daar mogelijk ook een mestgift bij. Anders krijgen de bomen last van tekorten omdat ze zoveel mineralen in de kastanjes stoppen.
Tja, dit schiet in elk geval het idee van de meeste voedselboswachters voorbij. Maar het is natuurlijk heel logisch; als je veel uit de bodem haalt, kun je daar niet eindeloos mee doorgaan. En de diepere lagen, waar de kastanjebomen met hun wortels de mineralen uit vandaan halen, vul je niet zo makkelijk weer aan met mulch of andere bemesting.

Kennisleemten (zeg maar gerust, zwarte gaten)

Tenslotte, altijd fijn, een paar nederig stemmende pagina’s aan het eind. Over wat we allemaal nog niet weten. Dat is veel, heel veel. Bijvoorbeeld: We hebben geen idee welke kastanjerassen en cultivars het in Nederland goed doen, resistent zijn tegen plagen en ziekten, en dan ook nog goede oogst leveren. Of zijn er in de Nederlandse bossen oude kastanjes die perspectief bieden voor veredeling? Daar is nu heel voorzichtig mee begonnen, bijvoorbeeld door Kwekerij Culinair, maar het staat nog in de kinderschoenen. En voor we echt weten wat zo’n boom oplevert zijn we tien, twintig jaar verder.

Zo majestueus kan een oude tamme kastanjeboom zijn. Op Corsica, in dit geval.
Foto: Andre de Saint-Paul, Wikimedia Commons

Plaats een reactie