Roodbaard is een vrij onbekende maar in het noorden van Nederland beroemde landschapsarchitect die hele fraaie ontwerpen op zijn naam heeft staan. Dit boek is een prachtig eerbetoon, voor iedereen die van parken en tuinen houdt.
Het is een lijvig en ronduit indrukwekkend boek, rijk gedocumenteerd, veel historische tekeningen en foto’s en bovenal bijzonder leerzaam over de ontwikkeling van de landschapsarchitectuur in de noordelijke provincies. En wel in de Engelse stijl, die met de landschappelijke invalshoek haaks stond op de tot dan toe gebruikelijke strak formele Franse. Het was de tijd waarin de belangstelling voor de natuur toenam. En Roodbaard speelde daar, in Noord-Nederland, een belangrijke rol. Maar weinigen kennen zijn naam; als Roodbaard in Holland was geboren en getogen, was het wellicht anders gelopen. (Met eveneens de kans dat hij dan misschien geen landschapsarchitect maar succesvol kunstschilder zou zijn geworden.)
Het boek telt zo’n 450 bladzijden, waarvan 150 bijlagen. Het leest makkelijk, als ware het een roman. Auteur Rita Radetzky bouwt het logisch op. Bijzonder boeiend is het persoonlijke leven van Roodbaard, zijn eenvoudige afkomst en hoe hij uiteindelijk furore maakt in de tuin- en landschapsarchitectuur. We leren zijn werken kennen, zijn opdrachtgevers en zijn invloed op andere tuinarchitecten.
Vanzelfsprekend zijn de ontwerpen van Roodbaard, of het nu de Algemene Begraafplaats in Leeuwarden betreft of Oranjestein in Oranjewoud, ontzettend boeiend. Maar het zijn de verhalen eromheen, de onderlinge relaties van de verheven burgerij en de fraaie prenten die je meesleuren in de geschiedenis; de wereld van Roodbaard.
Landschapsontwerpen zijn vormen van cultureel erfgoed. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ziet het als onderdeel van Groen Erfgoed. Het verdient derhalve onze bescherming. En ook daarom is het goed dat dit werk over Lucas Pieters Roodbaard verschijnt.
Een boek voor een ieder die iets meer wil weten van tuin- en landschapsontwerp en vooral voor de hedendaagse landschapsarchitecten, want die weten (te) weinig van de roemrijke geschiedenis waar zij nu op bouwen.
Titel | Tuinarchitect Lucas Pieters Roodbaard (1782-1851) en de landschapsstijl |
Van | Rita Radetzky |
Uitgever | Uitgeverij Noordboek |
ISBN | 978 90 5615 7517 |
Verschenen | 24 mei 2021 |
Prijs | € 49,90 |
Verkrijgbaar bij | Koop dit boek bij je lokale boekhandel van steen en cement. Of anders bij de webshop van een echte winkel, zoals deze. |
Het is geen kunst om van een groot boek een uitgebreide recensie te schrijven. Het is bijna elke bladzijde interessant. We gaan er (dus) met grote stappen doorheen.
Het begrip, het idee voor de Engelse landschapsstijl, als reactie op de strenge geometrische lijnen en strak geschoren hagen en bomen, is ontsproten aan het brein van Stephen Switzer (1682-1745). Hij vond de beleving van de natuur de basis van een gelukkig leven op het platteland. (Switzer schreef ook over moestuinen, wij vermeldden hem bij enkele groentebeschrijvingen.)
Waar Switzer de toon zette in Engeland, was dat in Nederland Johann Georg Michael. Deze Duitser werd in 1761 naar Velsen, landgoed Beeckestijn gehaald, door Jacob Boreel. En Boreel was ambassadeur in Engeland, waar hij kennismaakte met deze nieuwe ontwerpstijl. Aan Michael dus de taak om dit als eerste in Nederland toe te passen. Naast Beeckestijn veranderde hij ook een en ander aan de tuinen van Biljoen in Velp en de tuin van Kasteel Doorwerth. Het ontwerp voor de Haarlemmerhout is ook van zijn hand. Een andere bekende is Zocher, Johan David, eveneens uit Duitsland afkomstig, en stamvader van het landschapsontwerpgeslacht Zocher (onder andere het Vondelpark, lees dit).
Eenvoudige komaf
Roodbaard was van eenvoudige komaf, zijn vader was hovenier, dus tuinwerk was hem niet vreemd. Maar zijn talent was tekenen en schilderen. Het was de landgoedeigenaar waar zijn vader werkte die dat herkende en Roodbaard stimuleerde een studie aan de Teken-Academie in Groningen te volgen. Het is een verdraaid boeiend relaas, waarbij het lot hem soms gunstig gezind is. Via het portretschilderen van de gegoede burgerij, komt hij terecht in het tuin- en landschapsontwerp.
Via talloze aanbevelingen – het relatienetwerk – vindt hij zijn weg hogerop. Hij trouwt, er wordt geld verdiend, er worden steeds mooiere en grotere huizen gekocht. Maar elk huisje heeft zijn kruisje, ook bij het gezin Roodbaard. Een aantal kinderen sterft een vroege dood.
Ontwerpen nader bekeken
In het boek beschrijft Radetzky dertien ontwerpen van Roodbaard: de geschiedenis van de tuin, de tekeningen en de analyse daarvan. En vervolgens de waardering – hoe vonden en vinden bezoekers de tuinen, wat is er nu nog van over enzovoorts. De eerste is de Prinsentuin op het voormalig bolwerk aan de noordzijde van de stad Leeuwarden. De naam verwijst naar de voormalige eigenaar stadhouder Willem-Frederik van Nassau-Dietz, die er in 1648-1652 een lusttuin liet aanleggen. Roodbaard mocht tweehonderd jaar later aan de slag. Het is een mooi verhaal. Met de waardering zit het wel goed, veel lof van vooraanstaanden en ook Jacob van Lennep (Lees o.a. De Zomer van 1823 van Geert Mak) die er positief over verhaalt. Tot in de twintigste eeuw, als Simon Vestdijk er in zijn boek De Koperen Tuin uitvoerig over schrijft. Het is maar een voorbeeld. Zo zijn er nog twaalf tuinen cq landschappen die worden besproken.
Hierna volgen hoofdstukken over de werkwijze van Roodbaard – onder andere de kwekerijen waar hij plantgoed betrekt. En de invloed van Roodbaard op andere tuinarchitecten. Die is minder groot dan je zou wensen. Maar de afstand tussen de noordelijke provincies en Holland was groot en Roodbaard had weinig concurrentie in Friesland, Groningen en Drenthe.
Pikant detail is dat de beroemde landschapsarchitect Leonard Springer de ontwerptekening van Roodbaard van de tuinen van Lyndenstein twee keer kopieerde, 1913. Links Springers eigen exemplaar en rechts dat van de Cornelia-Stichting in Beetsterzwaag.
Dus Roodbaard ging zijn gang en viel nauwelijks op in de rest van wat nu Nederland is. En Europa. Zo luidt dan ook de conclusie, dat
“de invloed van Roodbaard zich hoofdzakelijk beperkte tot ontwerpers in Noord-Nederland”.
Roodbaard heeft in elk geval zijn stempel gezet op de landgoederen en tuinen in Noord-Nederland. En wel zo stevig dat ze nu, zo’n tweehonderd jaar later, nog steeds zichtbaar zijn. Prachtig boek!