Citre

Citrullus amarus of Citrullus caffer – onjuist maar nog steeds in omloop: Citrullus lanatus var. citroides of C. lanatus var. caffrorum

Citre, gigérine, voermeloen, witte watermeloen (Nederlands); citron, citromelon, citron melon, preserving melon, jam melon, wild watermelon, fodder melon (Engels); Futtermelone, Tsamma-Melone (Duits); gigérine, courge gigérine, courge barbarine, citre (rond Apt), mérévilles (rond Carpentras), barbarine, pastèque à confiture (Frans); meraviho (Provençaals); gila (Spaans); melone del Kalahari(Italiaans)

Citre in de tuin van Mas Moineau in Saint Pierre de Mézoargues

Het Franse gigérine verwijst naar Gigéri, de oude naam van de huidige stad Jijel in Algerije. Barbarine naar het in het wild voorkomen. Citre (en ook het Engelse citron) zou verwijzen naar de naam die Apicius in zijn kookboek De Re Conquinaria aan de vrucht heeft gegeven: citrium. Wij denken daarentegen dat citron, de verkorting van citron melon, verwijst naar het konfijten van het vruchtvlees, dat een goede vervanger van sukade is. In het Engels heet sukade immers citron. Maar in het Frans betekent citron citroen en is cédratier de sukadeboom. Franstalige bronnen gebruiken gelukkig niet citron als ze citre of gigérine bedoelen.

Omdat het gewas in Nederland vrij onbekend is en wij het hebben leren kennen als citre, noemen we het in het Nederlands ook citre. (Vreeken’s Zaden noemt het citroenmeloen. Dat is wat in de omgang een Vreeken-naam wordt genoemd: een klakkeloze vertaling van een buitenlandse naam, in dit geval van citron melon. Witte watermeloen wekt verkeerde verwachtingen, maar is allicht beter dan citroenmeloen.)

Korte beschrijving

Het is een eenjarige plant. De vrucht is ovaal of rond – onze is ovaal – en kan van pakweg rond de 5 kg wegen tot wel 15 kg. De uitlopers variëren van 1 tot 4 meter. Van buiten lijkt het op de bekende roodvlezige zoete watermeloen; dat is familie. (Voor de goede orde: watermeloenen en andere leden van het geslacht Citrullus zijn botanisch gezien geen meloenen, we gebruiken het woord meloen wel, omdat het nu eenmaal historisch zo is verlopen.) De schil van de citre is glad en met groene hakkelige banden, min of meer donker op een lichtgroene achtergrond. Of andersom. Het vruchtvlees is stevig en wit en minder nat dan dat van de watermeloen. Het is licht zoet, rauw niet bijster smakelijk is. De zaden kennen diverse kleuren, meest groen of rood. Het is een vrucht die in de nazomer of vroege herfst wordt geoogst. Het Engelse naam preserving melon zegt al genoeg: het is een meloen om in te maken. Fodder melon zegt dat het ook voor veevoer wordt gebruikt.

Diepgesneden blad en kleine bloempjes

Naam

Uit ons onderzoek naar de historie van dit gewas, blijkt dat het nogal vaak wordt verward met zijn broer, de zoete rode watermeloen, de Citrullus lanatus c.q. Citrullus vulgaris. De citre lijkt er veel op, maar is anders; het wordt niet voor niets ook ‘wilde meloen’ genoemd (waarbij je overigens eerder aan de toevoeging C. vulgaris zou denken). In de geschiedenis heeft citre veel verschillende Latijnse namen gekregen, omdat er zoveel verwarring was. Citrullus amarus is anno 2019 een behoorlijk alom geaccepteerde wetenschappelijke naam.
Citrullus lanatus is de watermeloen en de toevoeging var. citriodes duidt op een (cultuur-)variëteit daarvan. Dat is bij de citre echter niet het geval. [10] beschrijft in 2015 uitgevoerd uitgebreid genetisch onderzoek, waaruit blijkt dat citre en watermeloen genetisch zeer sterk afwijken. Citre, Citrullus amarus, is dus een eigen soort. In het Engels en Duits wordt ook tsamma melon gebruikt voor de citre, maar dat is onjuist. Citrullus ecirrhosus is de Nambische Tsamma; een zusje van citre.
Dit laat onverlet dat het op het Internet en in veel wetenschappelijke bronnen op zijn zachtst gezegd verwarrend is. Ook omdat tot voor kort niet beter wist en/of omdat men elkaar vaak gemakkelijk kopieert en napraat – in wetenschappelijke termen: men citeert elkaar.

Geschiedenis

Kalahari hele eco-regio, afb: Commons Wikipedia Altoron

Alle Citrullus’ komen uit Afrika, archeologische opgravingen van zaden wijzen erop dat ze al zeker 5000 jaar geleden bestonden. Recent DNA-onderzoek [10] wijst uit dat de watermeloen komt voort uit de egusi meloen (Citrullus mucosospermus). Dat zou pakweg 3,1 miljoen jaar geleden zijn gebeurd. Egusi wordt vooral voor haar zaden geteeld. De herkomst van de ons bekende watermeloen is volgens [10] noordoost Afrika (Soedan en omgeving), gebaseerd op vondsten van zaden. [12] stelt op basis van DNA-analyse dat West-Afrika, en specifiek het huidige Benin, het oorsprongsgebied is.
De herkomst van citre is daarentegen tropisch Afrika en subtropisch zuidelijk Afrika. Van nature in Zuid-Afrika, Namibië, Botswana (en in die drie landen vooral de Kalahari), Zimbabwe, Mozambique, Zambia en Malawi. Daar zijn alle, ook recente, wetenschappelijke bronnen het over eens. Volgens sommige bronnen zou citre al meer dan 3000 jaar geleden geïntroduceerd zijn in landen rond de Middellandse Zee, het Midden Oosten en west Azië en meer oostelijk naar India (ca 800) en China (1100). Het landde in de zestiende eeuw in Japan.

Wat de yacon voor Zuid-Amerika (Bolivia, Peru, Ecuador) is, is de citre voor tropisch Afrika: een bron van vocht voor mens en dier in de Kalahari-woestijn. De plant wortelt heel diep en absorbeert ook vocht van ochtenddauw. De overlevering vertelt dat mensen de Kalahari alleen konden oversteken in een goed meloenseizoen.

De zoete watermeloen ( Citrullus lanatus) zou “pas” 2000 jaar geleden rond de Middellandse Zee zijn geïntroduceerd. Dat is dus aan het begin van onze gangbare jaartelling.


Moren en Romeinen
Algemeen wordt aangenomen dat de Moren (Arabieren) de watermeloen en vermoedelijk ook de citre naar Spanje hebben gebracht – dat was tot 1492 nog grotendeels Moors. Van daaruit is het in de 16e eeuw (dus 15xx) in Frankrijk geïntroduceerd. De teelt ervan rolde vervolgens uit over heel Zuid-Frankrijk, waar het een additioneel gewas werd om er jam van te maken. Daarnaast is citre heel veel ingezet als dierenvoedsel, voor onder andere varkens – vandaar de namen fodder melon (EN) en Futtermelone (DE).
Op basis van DNA-analyse betwijfelt men nu deze gang van zaken voor de watermeloen. En voor de citre? 14e -Eeuwse afbeeldingen uit Noord-Italië tonen namelijk zowel een roodvlezige watermeloen als een witvlezige citre. Onduidelijk is hoe lang vóór 1400 deze vruchten in Zuid-Europa waren [11]. Citre en watermeloen werden voor of gedurende de Romeinse overheersing rond de Middellandse Zee geteeld en de vrucht werd gegeten nadat het was gekookt, concludeert [10].


Libië, Soedan en Egypte
In het oude Egypte werd de citre al geteeld [4]: “The cucurbits included cucumber (Cucurbita sativa), melons and gourds (Cucumis melo), and later watermelon (Citrullus lanatus).” Een en ander valt op te maken uit opgravingen en de zaden die de archeologen daarbij vonden. Volgens tabel 2 in [4] is het de citron (dus onze citre) en wel vanaf de tweede eeuw van onze jaartelling.
Maar niets is zeker.
Want [10] zegt dat opgravingen in zuidwest Libië en Egypte aangeven dat de watermeloen al 5000 jaar geleden werden geconsumeerd. Sterker nog, in de sarcofaag van de priester  Nibsoni in Dayr el-Bahri (nabij Luxor) en teruggaand naar 1000 voor onze jaartelling, is blad aangetroffen. Egypte ligt pal boven Soedan, dat immers door [10] als land van oorsprong wordt gezien.
Dus is het ook niet zo gek dat sommige bronnen zeggen dat de C. lantanus (watermeloen) al in het Oude Testament wordt genoemd. In Numeri 11:5 om precies te zijn. In de Christelijke Statenvertaling is dat niet zo, daar worden komkommers, pompoenen, look, ajuinen en knoflook genoemd. In de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst is sprake van de woorden: qishu’im, avattihim, hazir, bezalim en shumim. Die door wetenschappers in 2007 zijn geïdentificeerd als meloenkomkommer (Cucumis melo), watermeloenen, prei, uien en knoflook [10].

De Griekse en Romeinse literatuur is verwarrend; we hebben bij komkommer enigszins beschreven dat men toentertijd grote moeite hadden meloenen en komkommers uit elkaar te houden. Om niet te beginnen over watermeloenen, laat staan citre. Een eerste verwijzing zou staan in De Re Coquinaira van Apicius (eerste eeuw van onze jaartelling). In een recept voor een fricassee wordt Citrium vermeld, dat geschild moet worden en in blokjes gesneden en dan gekookt.

16e Eeuwse botanici
Dat begin zeventiende eeuw de watermeloen, zoals wij die kennen, vrij bekend was, mag blijken uit de vele stillevens met fruit die zijn gemaakt. Veel geschriften tussen de 16e en de 19e eeuw vermelden de citron, vooral verwijzend naar de gele gekonfijte stukken fruit die banketbakkers van Beziers, Beaucaire en Apt gebruikten. Het zit in de brioche ‘royaume’ van de Provençaalse koningen– of beter: zat in de ‘royaume’, want de vrucht is immers in de vergetelheid geraakt. Het was in die drie eeuwen de bloeitijd van het gekonfijte fruit – de juwelen van de gastronomie in de Languedoc. Tegenwoordig zijn er nog maar een paar kleine ondernemingen de konfijten, en de citre is vergeten.

Caravaggio – stilleven met watermeloen, 1603

In het verleden onderkenden de botanici zes komkommerachtigen: Bryonia, Citrullus, Cucumis, Ecballium, Lagenaria en Momordica. Vandaag de dag is dat één familie van Cucurbitaceae met diverse geslachten, waaronder Citrullus, dat weer soorten, zoals de citre (C. amarus), kent, enzovoorts.

Uit: Cruydt-Boeck 1644 van Dodoens – aardig is de ‘andere gedaante erbij’

In de versies van Cruydt-Boek van Rembert Dodoens (1517 – 1585) zien we verschillen. Dodoens rekent ze ook tot het geslacht der Concommeren. “Die bladeren van Citrullen sijn seer ghesneden ende ghecloven/ van fatsoene den bladeren van Coloquintida seer ghelijck.”  Interessant is de zinsnede: “Dit gheslacht van Concommeren wordt gheheeten Cucumis citrulus. In die Apoteke Citrulum/ ende daer naer in Duytsch Citrullen. In Franchois Concombre citrin.” (1554). In de uitgave 1644 (na zijn dood gedrukt en kennelijk bewerkt) is het ‘Van de Citrullen oft Anguria’. Zo staat het ook in zijn werk Stirpium historiae pemptades sexuit 1583 (waarin hij planten in 26 groepen zijn indeelt). Anguria is Italiaans voor watermeloen. “De Anguria / dat is het ghewas / dat de Citrullen draeght / is van ranckachtighe steelen / ende oock van aenwassende klauwierkens / de voorbeschreven soorten van Concommerachtighe cruyden seer ghelijck”. Hij beschrijft het als een vrucht met een gladde schil en: “ende het binnste bleeck tamelijcken hard ende ghelijvigh / ende daer in de Pepoenen meer dan de Meloenen ghelijkende: het allerbinnste mergh is voos ende waterachtigh; ende daer in wassen breede oft platte kernen / grooter dan het Concommer oft Meloen-saedt doch kleyner dan het Pompoen-saedt /”. Bleek binnenste en niet erg lekker, de citrullen van Dodoens moet de citre zijn. In het bijvoegsel staat ook dat ‘De Citrulle is van gghedaente een groote Meloene gelijck’. De Franse naam, die Dodoens noemt, is citrouille, dat (thans) een pompoen is. Maar Dodoens onderscheidt juist de citrullen van de pepoenen. Enfin, verwarrende tijden, zullen we maar zeggen.

Uit: Cruydtboeck van De Lobel

Ook Matthias de Lobel heeft de citrulle in zijn Cruydtboeck (1581), en spreekt van de smaak die meer van pompoen ‘dan de soeticheydt vande Meloenen’ heeft. Volgens hem lijkt het op de pompoen, maar ‘de bladers zijn veel dieper geclouen’. Dat van de bladeren klopt, maar wat is het? Watermeloen of citre?

De Engelse botanicus John Gerard was helaas (ook) bekend om zijn plagiaat en kopieerlust. Hij beschrijft in hoofdstuk 328 ‘Of Citrull Cucumbers’ van zijn Herball (1597) onder andere Citrullus officinarum – qua Latijnse naam doelde hij vermoedelijk op de ons zo bekende watermeloen. Gerard maakte niet alleen vertaalfouten vanuit het Latijn van Rembert Dodoens’ Pemptades, maar hij verzuimde bijvoorbeeld ook de kleur van het vruchtvlees te benoemen – men neemt aan dat als dat rood of oranje was geweest, Gerard dat wel zou hebben genoteerd. Dus het vlees wat vermoedelijk wit dan wel licht groen. Ook zei hij niet dat het vruchtvlees zoet was, dus zal het smakeloos zijn geweest. Het kan natuurlijk zijn dat de vrucht verre van rijp was, maar dat is niet erg aannemelijk. De voor de echte watermeloen opvallende aspecten worden door Gerard niet vermeld. Het ligt voor de hand dat Gerard de echte watermeloen helemaal niet kende, maar wel de citre onder ogen heeft gehad.

Citrullen van Leonhart Fuchs, 1543

Petrus Nylandt wijdt slechts enige woorden aan de citrullen in De Nederlandtse Herbarius of Kruydt-Boek (1682). Johann Hermann Knoop behandelt in Beschryving van de Moes- en Keuken-Tuin (1769) de citrullen kort, maar vermeldt wel dat ze ook wit vlees kunnen hebben. Uijlkens heeft het in zijn Groot Warmoezeniers Handboek (1855) voornamelijk over de teelt van netmeloenen en kantaloepen, maar negeert de watermeloen niet. Volgens hem zijn ze in 1597 uit Afrika – waar ze rond de Nijl worden geteeld – naar Europa overgebracht. Hij heeft het over ‘eene gladde schil, en zoetachtig, smeltend, doch een weinig laf vleesch.’ De vrucht die hij beschrijft ‘van Italië of Provence’ is groot, rond, rood vlees en zwarte zaden. Dat is de bekende watermeloen. De citre kent hij niet.


Trivia
In de Verenigde Staten wordt citre geteeld om te konfijten en in allerlei zoetigheden te verwerken. De plant heeft zich in de zuidelijke staten – Alabama, Arizona, New Mexico, Florida, North Carolina en ook California – in het wild verspreid en is hier en daar een plaag. Zo verstoren ze bijvoorbeeld de pindateelt. Ze staat (daarom) op de lijst van de Weed Science Society of America. In de VS kent men ook de citron water melon die als vervanger voor de citron wordt ingezet. Om het allemaal helderder te maken.

Uit: Lost crops of Africa [8]

In Brazilië wordt gewerkt aan verbeterde citres. Niet zozeer voor de mens, als wel voor veevoer. Sinds 2010 heersen er in grote delen van het land lange periodes droogte. Vaker dan voorheen. Vee sterft en dat heeft effect op de positie van de boerenfamilies. Citre, nu dan als voermeloen, kan uitkomst bieden. [7] geeft inzicht in de voedingswaarde: relatief veel eiwit, goed verteerbaar, bron van vocht voor het vee, 


Culinair

Schillen en in stukken snijden. De pitten zitten niet in een zaadlijst, maar ogenschijnlijk willekeurig in het vruchtvlees en dat is vrij lastig. Rauw is het witte vruchtvlees niet bijster smakelijk, eigenlijk smakeloos. Vooruit, misschien heel licht zoet.

Grotere stukken kunnen worden gekonfijt om in gebak of desserts te worden gebruikt.

De jam van citre is fameus en erg lekker. Er wordt vaak in blokjes ingemaakt of om te konfijten – we lazen op Internet: “Candied citron melon is a great substitute for candied lemon.” Dat wisten de Fransen dus ook al.
Omdat het vrijwel zonder smaak is, biedt het veel andere mogelijkheden. In brokken gesneden, gekruid en dan roerbakken of in de oven kan uitstekend – niet te lang, want het wordt gewoon zacht. De pitten worden geroosterd en gezouten en kunnen dan worden gegeten. Gemalen zaden worden als verdikkingsmiddel in soep gebruikt, vanwege het hoge pectine-gehalte.


Bewaren

We hebben het zelf nog niet ervaren, maar uit de literatuur blijkt dat een citre wel een half jaar (koel, kelder) kan worden bewaard.

Voedingswaarde

We hebben gezocht en weinig gevonden; de vrucht is immers behoorlijk uit de gratie. We vonden iets in Pacific Rural Press, Volume 85, 4 January 1913 en [20]. Deze laatste concludeert: hoog vochtgehalte, gemiddeld suiker en vet. Hoog gehalte aan vitamine C

calorieën
water88,56 gr
eiwitten (proteïne)150 mg
vet (lipiden)
koolhydraten9,41gr
voedingsvezel1,09 gr
suikers (totaal sucrose, glucose, fructose, lactose, maltose, galactose)
disachariden 
mineralennatrium – mg; kalium 114 mg; calcium 90 mg; magnesium – mg; fosfor 46 mg; ijzer 9 µg ; koper 1 mg; zink – µg, mangaan – µg; selenium – µg
Vitaminen: 
Retinol (A) 0,3 μg
thiamine (B1)
riboflavine (B2)
niacine (B3)
pantotheenzuur (B5)
vitamine B6
folaten (totaal – B9/ B11)
cobolamines (B12)
ascorbinezuur (C)300 µg
Vitamine D
vitamine E (alfa-tocopherol)
Vitamin K (phylloquinone)
Aminozuren
Lipiden: 
Verzadigde vetten
Enkelvoudig onverzadigd
Meervoudig onverzadigd
Cholesterol
Betaine
Choline
Glutathion
alfa-linoleenzuur (omega-3 ALA)
Eicosapentaeenzuur (omega-3 EPA) 
Flavonoïden:  

Nul is ook een waarde. Wat onbekend is, is niet ingevuld.


Links de mannelijke bloem, rechts de vrouwelijke – Foto: Eiku, Commons Wikipedia

Teelt

De plant is eenjarig en eenhuizig, en eenslachtig, d.w.z. dat er op de plant zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen voorkomen. Ze kent een lange groeitijd en houdt van warmte. De zomers (2018, 2019) in de Lage Landen ging het wel goed. Anders in de kas telen. Citre is absoluut niet bestand tegen koude, als de herfst begint, sterft de plant.

ZaaienMedio april. Wij hebben het gewoon gedaan zoals pompoenen e.d. Wel op een warmtemat voor een goede bodemtemperatuur (20-30 graden C). Kiemt snel. Plant 1 – 3 zaden per potje en houdt de beste zaailing.
UitplantenAls de temperatuur 21 graden is of meer. In elk geval na de IJsheiligen. Bij verplanten gevoelig voor wortelverstoring.
1 meter x 50 cm – wij hebben vijf planten op 2 meter x 1,5 meter gehouden in een koude bak, waar citre vrolijk uit groeide.
Bloeitijd mei – augustus, kleine gele bloempjes waar knoeperds van vruchten aan komen.
Vruchten70-120 dagen om te rijpen, afhankelijk van de temperatuur. Er kunnen wel zeven vruchten aan een plant groeien, maar houdt er twee of drie, zodat de plant ze kan voeden. Na de vrucht de groeistengel afknijpen. Leg de vrucht, om ziekte en aantasting te vermijden, bij voorkeur niet op de aarde, maar op stro of een tegel. De vrucht kan wel 30 cm of langer worden.
OogstIn Nederland vanaf september, afhankelijk van het klimaat en de zaaidatum. Als het voor de plant te koud wordt, sterft ze. Dus dat is een oogsmoment. Een vrucht kan in Nederland zo’n 5 kilogram of meer wegen.

In onze webshop verkopen we ook zaad van bijzondere groenten. Ook van citre.

Bodem

Goede rijke losse zandgrond; lichtzuur tot neutraal, pH 6.0 – 7, lager (zuurder) kan gevoeliger voor ziektes maken.

Standplaats

Volle zon. Houdt van grote hitte en warme nachten (28-35 grC). Is geen specifieke kortedag- of langedagplant. Houdt niet erg van wind.

Water

Wortelt zeer diep (vandaar dat ze in de Kalahari kan overleven). Verdraagt droogte veel beter dan de meeste meloenen. Veel water (regen) veroorzaakt veel vegetatieve groei maar ook schimmels en rot. Kan niet tegen natte gronden.

Rassen

Drie kleuren zaden – Foto: Eiku, Commons Wikipedia

Welk ras wij hebben weten we niet. Als er al zaad te koop is, heeft het geen nadere aanduiding. Wij noemen het ras in ons bezit daarom Citre Mas Moineau, naar de chambre d’hôtes – boerderij van Corinne, waar wij het vandaan hebben. Je moet toch ergens beginnen, nietwaar?

Uit de wetenschappelijke bronnen, voornamelijk [14], maken we op dat er veel germplasms (genetische bronnen, in dit geval zaden) in zaadbanken voorhanden is. Die hebben uiterst poëtische namen als PI 271773. Deze zaden, die in verschillende zaadbanken over de hele wereld liggen, kunnen heel goed hetzelfde ras citre betreffen, dat zie je pas als de plant groeit en vrucht geeft of DNA vergelijkt. De herkomst van de germplasms is o.a.  Zuid-Afrika, Zambia, Zimbabwe, Zaïre, Servië en Montenegro, Spanje, Noord-Korea (1 x), Libië en de Verenigde Staten.

Rassen met een naam
Jojoba (lokale variëteit van boeren uit de Braziliaanse regio’s Juazeiro en Petrolina), Bibete (DR Kongo), Brodskij (Rusland), Wild Tasmma (Zuid-Afrika), Azovskij (Ukraine).
California Pie Melon, Texas Pie Melon, Seed Savers Exchange heeft de Citron Red Seeded Watermelon, die o.i. geen citre is.
[15] vermeldt de Colorado Preserving Melon die groene zaden heeft. Doch oude afbeeldingen van deze vrucht lijken in de verste verte niet op een citre.
[9] Noemt een rassen Carolina Strong Back en Carnivor, waarop watermeloenen zijn geënt.

En een paar nummers
[7] kent: BGCIA 996 (ovaal, lichtgroene gladde schil, wit vruchtvlees), BGCIA 997 (ovaal, vruchten tussen 0,5 en 3 kg), BGCIA 998 (vruchten van 2 tot 8 kg), BGCIA 228 (ovale vruchten tussen 1,7 en 7 kg).


Zaadteelt

Bewaar de zaden van de rijpe vrucht. Geen probleem. Zaden kunnen alle kleuren hebben, maar rood of groen is het meest gangbaar. Mits goed bewaard, een jaar of vijf houdbaar.


Ziektes

Meeldauw, zoals dat ook bij courgettes en pompoenen kan voorkomen. Bespuiten met gieren van brandnetel of heermoes helpt. Maar uit alles wat we hebben gelezen blijkt dat van alle Citrullus soorten de citre behoorlijk resistent is tegen ziekten, ook fytoftora. En wortelknobbelaaltjes springt er uit: de wortelstokken van citre worden gebruikt om de normale watermeloen op te enten en te telen.
Een en ander heeft te maken met de intensieve teelt van de watermeloen en het niet meer mogen gebruiken van methylbromide voor ontsmetting van de bodem (bromeren). Het planten van Afrikaantjes tussen de watermeloenen heeft onzes inziens hetzelfde effect. Zeker voor de hobby moestuinier.

De slider hieronder laat de groei van een citre zien, zomer 2019. Begin augustus is het bijna 2 cm per dag. Half augustus neemt dat af, dan neemt ook de omvang toe (die hebben we verzuimd te meten). Van 6 september tot 4 oktober is de groei slechts 0,5 cm. Maar toen werd het al koeler en de tweede helft van de maand stierf de plant.

Literatuur: [1] Edible Medicinal And Non-Medicinal Plants: Volume 2, Fruits; [2] Genetic Resources and Crop Evolution, Volume 66, Issue 3; [3] The Cucurbits and Nightshades of Renaissance England, Horticultural reviews 40; [4] Ancient Egyptian Agriculture and the Origins of Horticulture, Acta horticulturae 582(582), juni 2002; [5] Caravaggio’s Fruit: A Mirror on Baroque Horticulture, Jules Janick, Department of Horticulture and Landscape Architecture, Purdue University, 2010; [6] Genetic Resources & Crop Evolution. 54, mei 2007; [7] Combining Ability of Forage Watermelon (Citrullus lanatus var. citroides) Germplasm, Universidade Federal Rural do Semi-Árido, 2017; [8] Lost Crops of Africa: Volume III: Fruits (2008); [9] Cucurbitaceae 2018 Conference abstracts, UC Davis; [10] Origin and emergence of the sweet dessert watermelon, Citrullus lanatus, Harry S. Paris, Institute of Plant Sciences, Agricultural Research Organization, Newe Ya‘ar Research Center, 2015; [11] Medieval iconography of watermelons in Mediterranean Europe. Annals of Botany 112, 2013; [12] Watermelon origin solved with molecular phylogenetics including Linnaean material: another example of museomics, Guillaume Chomicki and Susanne S. Renner, Department of Biology, University of Munich, 2014; [13] Genome of ‘Charleston Gray’, the principal American watermelon cultivar, and genetic characterization of 1,365 accessions in the U.S. National Plant Germplasm System watermelon collection, Plant Biology Journal, 2019; [14] Genetic Diversity, Population, Structure, and Formation of a Core Collection of 1197 Citrullus Accessions, Hortiscience 51, 2016; [15] Cornucopia; [16] Planten uit de Bijbel, 1990; [17] Sturtevant’s; [18] Wikipedia oktober 2019; [19] iNaturalist.org; [20] Journal of Agricultural Research, vol 53, 1936

© Alle foto’s MergenMetz, tenzij anders vermeld