Plant in het zonnetje: Slangenradijs

Slangenradijs, Javaanse radijs, of rattestaartjes. Engels: Rat-tails radish, serpent radish, tail-pod radish, podding radish. Duits: Rattenschwanz-Radieschen. Frans: radis serpent, radis de Madras.

Raphanus sativus var. caudatus of Raphanus sativus spp. mougri

Deze keer speel ik vals. Met een eenjarige, eigenlijk een moestuingewas, maar mijn ontdekking van de eeuw dit jaar. Een envelopje met meer dan tien jaar oud zaad lag jaar in, jaar uit in een bak in onze zadenkoeling. Met weinig verwachting zaaiden we ze allemaal voor in trays. Ook met een laag kiemgetal zouden we weer vers zaad winnen. Maar ze kwamen allemaal probleemloos op. Dus toen hadden we er heel veel. Een deel verkochten we op onze plantjesdag in mei, wat overbleef plantte ik in de Eetbare Siertuin in gaten tussen de vaste planten, en onder een appelboom die we wat compost hadden gegeven. Dit alles in het kader ‘Je weet maar nooit’.

Naam

De volksnamen spreken voor zich. In de Latijnse naam betekent caudatus ‘voorzien van een staart’- cauda is Latijn voor staart. Raphanus kan van Latijns rapa oftewel knolvormend zijn (raap en radijs) maar ook van het oud-Grieks ‘snel verschijnend’ betekenen (rap). Dat laatste was wel het geval. En sativus betekent zaaien, zaaigoed, gekweekt.

14 maart 2022
1 april 2022

Geen knolletjes maar hauwtjes

Slangenradijs is een zusje van de ons zo bekende radijs met de pittige rode of rood-witte ondergrondse sterengelknolletjes; zelfde geslacht, zelfde soort alleen een andere variëteit (of ras). En dus ook van andere varianten, zoals daikon of rammenas. Het smaakt ook hetzelfde als radijs. Maar slangenradijs vormt geen knolletjes. In plaats daarvan eet je de hauwtjes, oftewel de nog onrijpe zaaddozen. In zijn geheel. Zoals bij peultjes of snijbonen. Je oogst ze het best jong, dan zijn ze knapperig en sappig, later worden ze wat taai en draderig. Ze zijn een paar centimeter lang – in bronnen vind ik dat ze wel 30 tot 60 cm kunnen worden – maar dat is dan misschien een andere variëteit of onder andere teeltomstandigheden Zie ook de Franse gravure hieronder. De kleur varieert tussen groen en paars – ik heb nog geen verschil in smaak kunnen ontdekken tussen de groene of de meer paarse hauwtjes. Ik haal wel de dunne punten eraf voor het eetgemak.

Over de herkomst van slangenradijs is niet veel bekend (over de herkomst van radijs, een zeer oud cultuurgewas, kun je elders op onze site meer lezen). Maar omdat slangenradijs vooral geteeld en gegeten wordt in India en zuidoost Azië, gelooft men dat het daar vandaan komt. Het zou in 1815 vanuit Java geïntroduceerd zijn in Engeland. Dat kan natuurlijk, maar getuige een prachtige gravure uit de Hortus Romanus van Georgio Bonelli (zie hieronder), een boek uit 1772, was het toentertijd in elk geval op het Europese vasteland al bekend.

Slangenradijs in de Hortus Romanus, 1772-1773
Slangenradijs in Franse Revue Horticole 1866

Eigenlijk heeft slangenradijs alleen maar voordelen. Iedereen zegt altijd dat radijs zo’n makkelijk gewas is, nou, dat valt soms tegen. Er komen snel koolvliegwormpjes in; in onze moestuin worden ze nauwelijks groot genoeg om te eten en de helft is aangetast. Een koolkraag eromheen kan bij radijs niet. En radijsjes groeien snel en kort. Slangenradijs daarentegen kent dat probleem niet en groeit de hele zomer door. Nu, eind augustus, zijn de hauwen wel wat taai en draderig geworden. Maar we hebben ze twee maanden lang telkens gegeten. Het blad is ook eetbaar, net als bij gewone radijs. En de mooie wit-roze bloemetjes zijn eetbaar. Ze trekken vlinders aan; omdat ze uit dezelfde familie stammen als bijvoorbeeld pinksterbloem en judaspenning, zou het me niks verbazen als ze ook als waardplant kunnen fungeren voor bijvoorbeeld het oranjetipje (waarvan bekend is dat ze niet zo erg kieskeurig is over precies op welke kruisbloemige ze haar eitjes legt). Maar dat terzijde.

Slangenradijs doet het goed op allerlei bodems en gedijt zowel in volle zon als halfschaduw. Bij ons op zandgrond doet het erg zijn best, ook op de wat armere plekken. Maar daar waar meer compost beschikbaar was, waren er duidelijk meer bloemen en hauwtjes, en de plant langer bleef doorbloeien.
In literatuur staat dat deze plant van vochtige grond zou houden. Dat kan maar ze is voor zover we dit jaar hebben gezien erg goed bestand tegen droogte. Op beide plekken waar ik de slangenradijs heb uitgeplant is het erg droog geweest, op de ene plek (onder een appelboom) heb ik alleen in het begin de jonge plantjes een paar keer een gieter water gegeven. En ze leven nog steeds.

Conclusie

Slangenradijs is zowel geschikt voor in de moestuin, als voor in voedselbos of voedseltuin / Eetbare Siertuin op kale plekken. Het zou me overigens niet verbazen als het zichzelf uitzaait, maar dat wachten we nog even af.

En hoe eet je ze dan? Uit het vuistje; een lekkere pittige snack. Op een borrelplankje bij de kaas als alternatief voor mosterd (mosterdzaad is natuurlijk een plant uit dezelfde familie van kruisbloemen). Tussen een broodje gezond als alternatief voor het mild-pittige groene pepertje a la Mario (een begrip voor iedereen die sinds de late jaren 1970 in Utrecht gestudeerd, gewoond of gewerkt heeft). Heel of fijngesneden in de sla. Kort wokken; ze smaken dan wat zoeter. Of probeer dit recept. Of dit.

4 gedachten over “Plant in het zonnetje: Slangenradijs”

  1. Tweede jaar op rij dat ik ze heb, zaait zichzelf uit inderdaad. Weet iemand of je de hauwtjes kunt invriezen of inmaken in zuur? De oogst is enorm namelijk.

    Beantwoorden

Plaats een reactie